Als er in een roman een flard van een gesprek wordt weergegeven van voorbijgangers, passanten, bijrollen, dan zeggen die meestal belachelijke dingen tegen elkaar. De hoofdpersoon zit in een restaurant, hij luistert naar de mensen aan het tafeltje naast hem. Zelden hebben die mensen een goed gesprek.
Ik luisterde op een ochtend, in een café en in een park, goed naar de mensen om mij heen en vroeg me af hoe snel ik iets vreemds zou horen.
‘Michel en Sander hebben niet zo veel met elkaar.’
‘Ik zou wel weer een gewone lamp willen.’
‘Ze waren wel op leeftijd hè? Ze zijn op leeftijd. Goh.’
‘Ik was altijd zo jaloers dat hij van nature zo goed in contact stond met zichzelf.’
‘Maar het gaat wel ergens over.’
‘Zolang Rutger nog niet claimt, hou ik Dominique lekker aan.’
‘Mis je Brazilië?’
’s Middags hoorde ik op straat een vrouw tegen een andere vrouw zeggen: ‘Nou moet jij eens even goed naar me luisteren…’ Ze zei het hard en verontwaardigd en ik wist meteen dat ze zichzelf citeerde, dat haar woedende toon niet voor de vrouw naast haar was bedoeld. En inderdaad, al snel hoorde ik iets als: ‘… en ik zei nog dat ze dat dan zelf maar uit moest zoeken. Wat denkt ze wel…’ etc.
Ik let er al jaren op. Als ik een diep verontwaardigde toon hoor in iemands stem, dan luister ik goed naar de rest van het gesprek en je kunt er gif op innemen; er wordt geciteerd. Je weet meteen dat de vrouw zichzelf bozer imiteert dan ze was.
Ook ik ben zelden beledigd op het moment dat ik beledigd word. Ik bewaar dat voor later, als ik met een vriendin op straat loop. Het is moeilijk om iets vreemds recht in mijn gezicht te zeggen. Ik heb afstand nodig om het vreemde te zien.
Als een man na een lezing op mij afkomt en mij zegt: ‘Ik hou niet van boeken, maar wel van schrijfsters,’ dan knik ik en ik glimlach. Zolang ik de man aankijk lukt het me niet om hem vreemd te vinden. Hij kan alles tegen me zeggen. Ik snap hem. Ik vind het heel normaal dat hij van me houdt. Maar ik bewaar zijn zin en ik herhaal die in gedachten totdat hij uiteindelijk tot zijn grote belachelijke omvang uitgroeit en ik hem verontwaardigd kan citeren.
Als er in een roman een flard van een gesprek wordt weergegeven van voorbijgangers, passanten, bijrollen, dan zeggen die meestal belachelijke dingen tegen elkaar.