Tijdens een picknick vertelt een man me dat hij altijd huilt als hij Hank Williams hoort. Ik hoor: ‘Hank Williams,’ en ik ga af, als een pijl van een boog. Ik wil alles vertellen wat ik van Hank Williams weet. Dat doe ik ook.
Pas veel later op de dag, ik lig al in bed, denk ik: zei hij nou ‘huilen?’ en ik wil weten waarom hij huilde – zei hij echt ‘huilen’?
Nu is het onbegrijpelijk dat ik die zin voorbij heb laten gaan en niet doorvroeg.
Die spreekdrang van mij is een dominante melodie die de interesse overstemt. Pas ’s avonds in bed, als ik stil ben en er geen publiek meer is, hoor ik dat andere wijsje dat kalmpjes door is blijven gaan. Maar dan ben ik alleen met mijn interesse in de ander. Het is geen beleefdheid achteraf, zoals vroeger toen ik dacht: ik had beter moeten luisteren, nee het is oprechte, maar verlate, interesse.
Ik probeer nu de tijd tussen horen en interesse te verkorten.
Zo kwam laatst de zin langs: ‘Tot mijn tiende zag ik geen andere kinderen.’ Ik knikte, glimlachte, alsof mijn gesprekspartner een grap maakte en vertelde iets over mijn eigen kind. Maar een uur later – na een uur al! – vroeg ik: ‘Hoezo zag jij geen andere kinderen, je ging toch naar school?’ en toen kreeg ik het hele verhaal, dat ik niet had willen missen.
Op een dag lukte het me de spreekdrang helemaal uit te zetten en vooral: naar dat andere wijsje te luisteren. Iets wel doen is gemakkelijker dan iets niet doen. Ik luisterde naar de mensen om me heen en als ik sprak was het een vraag. Ik kwam een hoop te weten. Op een andere dag zat ik met vrienden aan tafel en viel het stil. Op zich zou er niets mis hoeven zijn met stilte, maar ik werd moedeloos. Ik wist heel goed wat ik allemaal zou kunnen zeggen – noem mij een onderwerp, ik heb wel een anekdote – maar als je te lang aarzelt en voelt hoe je kunt kiezen uit 300 onderwerpen is het eigenlijk al te laat. Als alles even belangrijk is om te vertellen, is niets belangrijk genoeg.
Ik had de tijd tussen spreekdrang en spreken zo opgerekt dat mijn spraak zijn gehele natuurlijke melodie verloren had. Ik vroeg me af of ik was opgeschoten met deze nieuwe muziek.
Tijdens een picknick vertelt een man me dat hij altijd huilt als hij Hank Williams hoort. Ik hoor: ‘Hank Williams,’ en ik ga af, als een pijl van een boog. Ik wil alles vertellen wat ik van Hank Williams weet. Dat doe ik ook.