Ik loop hard en moet drie brieven posten. Ik weet nog niet waar in deze buurt de brievenbussen zijn en zo ren ik twee kilometer lang met een stapel brieven in mijn hand.
‘Breng je de post rond?’ roept een bouwvakker.
‘Ja,’ zeg ik terwijl ik voorbij ren en ik steek de brieven in de lucht, ‘bijna klaar.’
Ik stel me voor dat iemand me ziet; een vrouw die heel gemakkelijk dingen terugroept naar bouwvakkers. Ze heeft alleen een heel raar gezicht. Meteen daarna besef ik dat dit een heel rare gedachte is, dat ik een raar gezicht heb.
Het is moeilijk om mijn eigen gezicht als één geheel te zien. In de spiegel, op een foto, wordt mijn blik meteen getrokken naar één aspect. Het ene jaar kijk ik alleen maar naar mijn scheve neusschot, het jaar erop houdt mijn kin me bezig. Het is een verzameling lichamelijke eigenschappen en bij elkaar wil het geen gezicht worden.
Af en toe zie ik mezelf op een filmpje. Als ik heel stil zit op dat filmpje, zie ik soms ineens het geheel, maar zodra ik dan ga praten en mijn gezicht gaat bewegen is het net alsof het gezicht stuk gaat. Alles valt uit elkaar. Er beweegt heel erg veel in dat gezicht en alles beweegt een andere kant op. Ik kijk daarnaar en denk: nu die mondhoeken liever iets naar beneden, nu die kin beter omhoog, nu die ogen niet meer laten knipperen. Ik zie alles steeds de verkeerde kant op gaan. Ik kan het niet bijhouden en ik zie geen gezicht meer. Toen ik door de stad rende, was mijn gezicht nog stil en ging het nog net, maar toen ik iets tegen die bouwvakkers riep en ineens ging lachen en vast en zeker ook knipperen met de ogen, toen werd het gezicht pas echt raar. Soms kom ik iemand tegen die ik niet vaak zie, ik herken die persoon maar ik zeg geen gedag. Ik ga er vanuit dat de ander mij niet herkent.
Als er dan een: ‘Hoi, Esther toch?’ klinkt, kijk ik de ander aan alsof die geheime krachten bezit. De laatste keer dat die ander mij zag had ik een vreemde neus maar nu vooral gekke oren. Hoe kan iemand die de vorige keer alleen een neus moet hebben gezien en nu alleen maar oren mij weer herkennen? Omdat andere mensen niet zo naar me kijken. Zij zien het geheel. Dat moet haast wel.
Ik loop hard en moet drie brieven posten. Ik weet nog niet waar in deze buurt de brievenbussen zijn en zo ren ik twee kilometer lang met een stapel brieven in mijn hand. ‘Breng je de post rond?’ roept een bouwvakker...