Juist nu, vooral nu, moeten we vasthouden aan onze rechtsstaat, het oorlogsrecht en de mensenrechten, betoogt Chris Kijne na alle nieuwsberichten uit Mosul.

Na alle verschrikkingsbeelden die de ‘bevrijding’ van Mosul de afgelopen week heeft opgeleverd, vond ik dit verhaal in The Guardian eigenlijk het ergst: de gestage stroom lijken die langs drijft in de Tigris bij de stroomafwaarts van Mosul gelegen stad Qayyarah. Lijken van jonge mannen, geblinddoekt en met de handen op hun rug gebonden.

Niet in de strijd gesneuveld, maar afgemaakt.

Wie zijn zij en door wie zijn ze vermoord? Zijn het IS-strijders gedood door het Iraakse leger? Zijn het jonge mannen op wie een zodanige verdenking rustte dat de sjiitische milities van de Volksmobilisatie ze voor de zekerheid maar afgeknald hebben? Of uit wraakzucht? Of om te intimideren? Of omdat het gebied sowieso gezuiverd moet worden van soennieten zodat Iran een vrije doorgang krijgt richting Syrië en Libanon?

vuile oorlog

Zeker is, dat het slachtoffers zijn van een vuile oorlog waarin het oorlogsrecht geen enkele rol speelt. En daarom zet ik ‘bevrijding’ tussen aanhalingstekens. Niet omdat ik twijfel aan het terreurbewind van IS en de noodzaak om die beweging zo hard als kan aan te pakken. Die twijfel, als die er al was , was wel weg na de hartverscheurende berichten van verslaggever Harald Doornbos over het kleine Yezidi-meisje dat hij vlak na haar bevrijding bij Raqqa ontmoette.

Wel gebruik ik de aanhalingstekens omdat uit alle beelden en berichten blijkt dat álle partijen in deze oorlog zich in dit gevecht te buiten zijn gegaan. In de woorden van Amnesty International: 'De minachting voor mensenlevens die alle partijen in het conflict hebben laten zien.'

Veel te zware wapens ingezet in een dichtbevolkt gebied met veel burgers als ratten in de val. En misschien zelfs wel, zoals verslaggever Hans Jaap Melissen zich ter plekke afvraagt, expres een te vroeg uitgeroepen overwinning zodat het journaille verder zou trekken en geen verslag doet van de bloedige afrekening.

oorlogsrecht

Juist omdat de geschiedenis ons leert dat in geen enkel gewapend conflict de mens op eigen kracht in staat is zich menselijk te blijven gedragen, bestaat er zoiets als oorlogsrecht. Juist omdat een verslaggever als Harald Doornbos na zo’n ontmoeting met dat vernielde kleine meisje uit zichzelf niet geneigd zal zijn om de schoften die haar dat hebben aangedaan omzichtig te behandelen, bestaat er zoiets als de rechtsstaat.

Juist omdat je mee kunt voelen met de Amerikaanse topdiplomaat Brett McGurk, die in de hitte van de strijd in een gesprek met Doornbos’ vrouw Jenan Moussa stelt dat iedere buitenlandse strijder in Syrie ter plekke zal sterven: juist daarom is het zo noodzakelijk de in ons rechtssysteem vastgelegde regels nu na te leven.

Dat onze premier, toen hij de kiezers moest uitleggen waarom hij opnieuw onze premier moest worden, vanuit zijn Haagse werkelijkheid meende dat uitgereisde onderdanen van zijn rechtsstaat beter ginds kunnen sneuvelen dan terug komen naar ons land, is dus al een stuk minder begrijpelijk. Want juist hij zou als politieke hoeder van ons zorgvuldig uitgebalanceerde juridische systeem moeten begrijpen dat Nederland niets anders moet willen dan ontspoorde landgenoten oppakken, terughalen en hier berechten.

Het is nog niet eerder zo goed uitgelegd als door columnist Riza Tisserand in De Nieuws BV. Wanneer mannetjes als Marouane B., die uit naam van zijn verkeerd begrepen geloof mogelijk god mag weten wat voor beestachtigs heeft uitgehaald, een beroep doen op onze rechtsstaat om terug te kunnen komen naar Nederland, is er al een eerste overwinning behaald. En zouden we ons moeten realiseren voor welke zaak wij willen staan.

Het is de rechtsstaat die ons mens maakt.