Het begon hier, in de zaterdagkrant. Waar Arjen Fortuin melding maakte van de bijbaan van de te vroeg overleden Vlaamse schrijver Thomas Blondeau. Hij was ‘boekendokter’ tijdens de Antwerpse boekenbeurs en gaf in die hoedanigheid lees-adviezen ter stelping van het leed dat de beursbezoekers daar aan hem voorlegden. Een prachtig idee en ruim toepasbaar.
Want onmiddellijk schoten mij de brieven te binnen die ik een paar dagen daarvoor had gelezen in de New Yorker. Het gaat om deze briefwisseling tussen de Arabisch-Israëlische schrijver Sayed Kashua en zijn Joods- Israelische collega Etgar Keret. En de link met het zegenrijke werk van Blondeau in Antwerpen wordt meteen in de eerste uitwisseling gelegd door Kashua, die zijn collega en vriend aanspreekt op zijn talent voor het schrijven van hilarische absurdistische verhalen. Waarna er een volgt. Als er ergens een direct beroep werd gedaan op de helende, of op zijn minst troostende werking van literatuur, dan was het wel hier.