Hij speelt Günther Bachmann, leider van een anti-terrorisme-eenheid van de Duitse inlichtingendienst. Deze dienst opereert op enige afstand van de formele bureaucratie van de veiligheidsdiensten, vanwege het ingewikkelde infiltratiewerk dat ze doet. Hoffmann speelt ook een getroubleerde man, die zich na een moreel echec op zijn vorige post Beiroet probeert overeind te houden in een keiharde wereld. Een man die zijn menselijkheid probeert te bewaren zonder zijn plicht te verzaken en daarbij regelmatig de fles als houvast hanteert.
De combinatie van dat lichtelijk verlopen personage, dat tegelijkertijd de krachtigste figuur in de film is, en de echte Seymour Hoffman, van wie we nu weten welk gevecht hij tijdens het spelen van die rol aan het voeren was, is bijna niet om aan te zien.
En dus van ongelooflijke, schurende schoonheid.
Je zou, na het zien van de film en de confrontatie met Le Carré’s diep sombere kijk op de wereld van de ’intelligence’ bijna denken dat we beter af zouden zijn zonder veiligheidsdiensten. Dat het werk zelf, zoals door de voormalige agent Le Carré al vaak betoogt, uiteindelijk moreel zo corrumpeert dat het meer schade doet en, concreet, misschien wel meer jongeren rijp maakt voor de jihad dan dat het ze ervan afhoudt.