De scene is, in al zijn eenvoud, overrompelend. De pas benoemde Openbaar Aanklager van Guatemala, Claudia Paz y Paz is kort na haar aantreden in 2010 afgereisd naar een afgelegen district bij de grens met Mexico. Opdracht voor de voormalige mensenrechtenadvocaat en rechter - en de eerste vrouw ooit op de positie in kwestie - is het aanpakken van het totaal uit de hand gelopen drugsgeweld in Guatemala.
Haar probleem op deze dag: de confrontatie met een districtskantoor dat, zoals veel in het justitiële apparaat in Guatemala, zwaar is geïnfiltreerd door de drugsmaffia.
Het kleine, mollige vrouwtje met haar lange kastanjebruine haar rond een vriendelijk, zacht gezicht, staat voor een rij zittende mannen. Een vijandig zwijgend cohort boevenkoppen. Ze spreekt zacht, maar indringend.
‘Misschien denken jullie dat we jullie niet zien, op 270 kilometer van de hoofdstad, maar we houden jullie daden minuut voor minuut bij. En het aantal opgeloste zaken hier is ….?’
Eén kop mompelt: ‘Ja, het is laag..’
‘Ik ken het cijfer, vertel het me….’
Stilte.
Paz y Paz gebaart naar haar assistent.
‘Het aantal opgeloste zaken hier is nul. En deze afdeling heeft vrijwel geen zaken aangebracht bij de rechtbank; vier of vijf het afgelopen jaar.’
Het vrouwtje laat de opmerking even tussen de bajeskoppen hangen. En herneemt: ‘Dit geeft ons een slechte reputatie. Ik zou onder zulke omstandigheden geen salaris willen ontvangen. Ik heb mezelf verplicht deze situatie te veranderen. Want als het niet verandert, zult u de gevolgen ondervinden.’
Wanneer Claudia Paz y Paz even later weer in haar auto stapt, verwacht je een salvo uit een machinegeweer. En een einde aan dit broze vrouwtje. Zo intens besef je hoe gevaarlijk het is wat ze daar doet.
De salvo komt niet, want we zijn pas aan het begin van de film.