Vorige week was er weer eens een wetenschappelijke rockster in Nederland. Niet dat het uiterlijk en het karakter van Francis Fukuyama aanleiding geven tot zo’n kwalificatie. Maar zijn reputatie sinds het roemruchte essay en zijn latere boek The End of History and the Last Man van begin jaren negentig – het essay is overigens uit 1989 en anders dan de meesten denken geschreven vóór de val van de muur – hebben hem toch dat aura opgeleverd. Overigens met alle hoon en kritiek die ook rocksterren ten deel kan vallen.
Fukuyama was hier op uitnodiging van het Stedelijk Museum in Amsterdam voor een symposium over Metamodernisme, een begrip waarvan de denkers ook nog niet helemaal begrijpen wat het inhoudt. Maar het was dan ook de bedoeling van dat symposium om daar achter te komen. In ieder geval hield de Stanford-professor er een klinkend verhaal dat zelfs de sceptici kon overtuigen.
En inderdaad: het was prettig om Fukuyama nogmaals te horen uitleggen dat zijn boek indertijd behoorlijk slecht gelezen is en dat met name het begrip van de filosofische noties nogal tekort schoot. Het einde van de geschiedenis is eerder door Hegel geproclameerd toen die Napoleon te paard langs zag rijden door Jena na de daar gewonnen slag. En die Last Man uit Fukuyama’s boek is door Nietzsche ten tonele gevoerd in precies die vredige staat waar Fukuyama na de overwinning van de liberale democratie naar verwees. Maar wel om duidelijk te maken dat dat soort vredigheid vermoedelijk , zoals ook Nietzsche opperde, voor de mens te saai zou zijn. Zodat hij wel weer nieuwe wegen zou vinden om een ander de hersens in te slaan.
Dat zwarte randje hebben de meeste mensen indertijd gemist.