Op de avond voor de komst van Het Kind sprak ik een wijze uit het Oosten.
De wijze verhaalde over de oude kennis die hij daar opdeed. Het meer dan tweemaal duizendjarig weten uit het Rijk van het Midden dat hij zijn lange leven had bestudeerd.
‘Er is een hemel boven de hemel, boven de hemel waar de Goden wonen. Daar heerst de oorspronkelijke chaos, waar alles uit voortkomt en alles weer naar teruggaat. De eeuwige kringloop van de natuur, meer is er eigenlijk niet te weten.’
‘Maar wijze,’ vroeg ik, ’hoe kunnen er dan toch Goden zijn, als dat alles is dat er te weten valt?’
‘Geloof wat je wilt. De mensen willen voorbeelden hebben. Ook dat is deel van De Weg, waarlangs we, in een eindeloze kringloop, van chaos naar chaos gaan.’
‘Maar wijze,’ vroeg ik, ‘is de ene God dan beter dan de andere?’
‘Voor wie De Weg heeft, zijn ze allemaal evenveel waard. We kunnen vooral proberen van elkaar te leren. Ook dat is De Weg: de een leert voortdurend van de ander, in een onophoudelijke uitwisseling van gedachten, ideeën en ervaringen. Niet om te beleren, maar als het enige proces dat vooruitgang brengt.’
‘Maar wijze,’ zei ik, ‘het wordt veel mensen teveel, al het vreemde en het nieuwe. De mensen raken zichzelf erin kwijt.’
‘We moeten het nieuwe omarmen en er van willen leren. Het is onze toekomst en het heeft ons zoveel te bieden. Anders gaan we recht op de afgrond af.’
‘Maar wijze, de mensen zien zoveel waar ze angstig van worden. Jonge , vreemde gezichten die altijd boos staan. Kinderen die zich niets laten zeggen en de dreiging van geweld.’
‘Dan moeten de mensen zich afvragen hoe die kinderen zo geworden zijn. Geen kind wordt zo geboren.’
‘Maar er zijn er ook die ons, uit naam van hun God, de keel komen snijden. Hoe moet ik dat dan begrijpen?’
‘Uit naam van hun God? Dat zijn maar woorden. Ik heb hun God uitvoerig bestudeerd en vind een hele andere. Hun woorden hebben niets te maken met een God, het zijn de woorden van mensen, van macht en van belangen.'
‘Maar wijze,’ vroeg ik, ‘hoe met ik de mensen daarvan overtuigen?’
‘Dat kun je niet. De ene redenering roept een andere op die het tegendeel zal beweren. Redeneren heeft geen zin, je kunt alleen een voorbeeld geven.’
‘Maar wat moet dat voorbeeld dan zijn?’
‘Wij moeten samen langs de dorpen en de steden trekken. We moeten de mensen terughalen naar de Godshuizen die leeg staan. Daar moeten de mensen weer samenkomen. Samen tuinen aanleggen om terug te krijgen wat verloren ging, de ongerepte natuur die vroeger in ieder dorp te vinden was. Als de bomen terugkomen, komen ook de vogels terug en de andere dieren. Wie weet zelfs de beren. Als we onze natuur niet terug weten te krijgen, hebben we straks niets meer.’
‘En is dat alles? Een tuin?’
‘De mensen zouden er beurtelings eten voor elkaar kunnen maken. Samenkomen om samen die dingen te doen die het leven tot het leven maken. Elkaar ontmoeten. Om te ontdekken dat er niets is om je in te verliezen of om bang voor te zijn. Omdat alles gelijk is. De plekken waar we dat kunnen doen, zijn er nog, maar ze staan leeg. En toch kan alles weer terugkomen. Ook dat heb ik gezien in het Rijk van Het Midden.’
Ik dankte de wijze en keek hem na terwijl zijn oude benen hem wegdroegen. Daarna pakte ik mijn iPhone 6+ om Twitter te checken. Ik had één bericht:
'Tja, dan kom je na 3 uur luisteren tot de conclusie dat dit wel de slechtste, naïefste, interviewgast van @Chrkij ooit was @vpromarathon.'
Ik wens u een voorspoedig 2017.