Een korte verhandeling over de nacht.

1.
De nacht heeft een slechte reputatie. In de nacht zijn wij bang, in de nacht doen wij dingen die wij eigenlijk niet mogen doen. In de nacht kruipen de monsters onder het bed vandaan. 

Mensen slapen doorgaans ’s nachts, maar ook de fatsoenlijken onder hen kunnen geplaagd worden door dromen. Zelf onthoud ik mijn dromen zelden tot nooit. Daarentegen ken ik iemand die haar dromen met uiterste precisie onthoudt. Soms droomt ze zelfs hoeveel huur ze moet betalen, maar dit is een zijspoor.

2.
Sommige mensen zijn nachtdieren.

3.
Waar de zon is, is er geen nacht, waar de nacht is, is er geen zon. Wat betekent dat nu wij onze huizen en steden volop kunnen verlichten en sommige mensen zelfs over lichtvervuiling spreken? Wat is de nacht? 
Die uren waarin wij ons op een andere manier verhouden tot onze begeertes, onze wonden, onze naasten. ’s Nachts doen wij onze maskers af, zetten we andere maskers op.

4.
De nacht verhoudt zich tot de dag als het carnaval tot het vasten.

5.
Men gaat weleens naar bed als het alweer licht is, niet zonder een mild schuldgevoel uiteraard. De mens is het schuldige nachtdier. De laatste keer dat ik dat deed was toen ik MDMA gebruikte. 
De last van de schuld weegt zelden op tegen het plezier van het genot. Werken is belangrijker dan genieten.
‘Alleen werken helpt,’ zei mijn vader altijd. Pruisen bestond niet meer, maar ik ben klaargestoomd voor het Pruisische leger.

6.
Het uur van de wolf, tussen vier en vijf in de ochtend, wordt een gevaarlijk uur genoemd. Men zou dan ontvankelijk zijn voor bijvoorbeeld zelfmoord.
Het gevaarlijke tijdstip is misschien ook wel het wezenlijke tijdstip. Voor zover onze verborgen levens onze echte levens zijn, kunnen we zeggen dat we ’s nachts echt leven.

Meer van Arnon Grunberg