Een korte verhandeling over de doodsdrift.
1. Alles wat bestaat wil ook niet bestaan.Men wil niet alleen het leven rekken, men wil ook datgene doen wat een einde aan dat leven zal maken. Dat is de kortste samenvatting van de doodsdrift.
2. Freud stelt in Het ik en het es dat het het boven-ik (superego) is dat het ik de dood in wil jagen. Hij schrijft dat het soms lijkt dat het boven-ik, dat we gemakshalve gelijkstellen aan het geweten, zich van ‘al het in het individu beschikbare sadisme meester heeft gemaakt’.
Ja, in sommige mensen maakt het geweten zich van al het sadisme meester en gaat niet alleen tekeer tegen het eigen ik – hoewel dat misschien nobel te noemen is – maar ook tegen de onzuivere ander.
3. De filosoof Paul Moyaert ziet in de doodsdrift een levenloosheid (inertie), een herhalingsdrang. Hij beschrijft de doodsdrift als iets wat ‘zelf geen nieuwe beweging op gang brengt.’ Vanuit dat perspectief is een overschot aan angst, een afkeer van nieuwe ervaringen of van ervaringen an sich te begrijpen als doodsdrift.
Misschien kun je zeggen dat het Westen aan doodsdrift lijdt, aan levensangst, die we niet moeten verwarren met decadentie.
4. Het orgasme wordt ‘de kleine dood’ genoemd, ik heb mijn orgasmes nog nooit als kleine dood ervaren, maar dat kan aan mij liggen.
Zeker is dat de lust dikwijls iets van doodsdrift in zich heeft, literatuur en films blijven ons dat ook vertellen. De lust wil niet alleen eeuwigheid (Nietzsche), de lust wil ook een ander soort eeuwigheid: er níet meer zijn.
5. Doodsdrift, die in iedereen zit, vermoedelijk in alles wat leeft, moet niet worden verward met zelfmoord of een actief verlangen naar zelfmoord.
Zonder de grensoverschrijding geen leven, zonder de dood geen grensoverschrijding. Stiekem is de doodsdrift er altijd.
6. Wie zijn eigen doodsdrift vreest, kan vrienden met die drift worden. Schrijf in uw agenda bij woensdagmiddag: ‘Op de thee bij mijn eigen doodsdrift.’