1. Hooghartigheid moet niet worden verward met arrogantie. Arrogantie is doorgaans de keerzijde van minderwaardigheidsgevoelens; men meent minder te zijn dan de ander, men vreest te zullen worden doorzien als windbuil en men compenseert dat door neerbuigend te doen tegen anderen. Arrogantie is intimideren uit vrees zelf geïntimideerd te zullen worden. Hooghartig is het om het eigen bestaan als vanzelfsprekend te ervaren. Men heeft recht op het bestaan en recht op zijn privileges. Men verbaast zich over niets en weigert in de gunst te vallen. Stoïcisme kan ook worden begrepen als hooghartigheid. Ware onafhankelijkheid is hooghartig. Hooghartigheid is het tegenovergestelde van behaagzucht.
2. Hooghartigheid kortom is de ontkenning van wederzijdse afhankelijkheid. Zelfdestructie kan hooghartig zijn of als zodanig worden begrepen.
3. De hooghartige mens wordt nooit vernederd of veinst vakkundig nooit vernederd te worden. Hoe dan ook staat hij boven de angst om vernederd te worden.
4. Nogal wat vernedering vindt plaats in het diepst van de gedachten van de vernederde. De vernedering is slechts ingebeelde vernedering. Polarisatie is weinig meer dan ingebeelde vernedering en de agressie die die ingebeelde vernedering kan oproepen.
5. Men moet zich te allen tijde uit een situatie kunnen terugtrekken om aan de denkbeeldige vernedering te ontkomen. De vlucht is de weg, de waarheid en het leven.
6. Jaren geleden was ik verliefd op een hooghartige vrouw. Wat ik ook deed, ik liet haar onverschillig. Ik zag haar gedrag aan voor hooghartigheid, terwijl zij gewoon met anderen dingen bezig was. Voor de onzichtbare is de ander hooghartig. De beul is nooit hooghartig.
7. Het is niet waar dat leven je voorbereiden is op de dood, daarop kan men zich niet voorbereiden, maar je kunt je wel voorbereiden op vernederingen in de zin van rekening houden met vernederingen. De vernedering, hoe pijnlijk ook, hoeft niet eng te zijn, de meeste vernederingen komen niet voort uit sadisme maar uit onverschilligheid.
8. De heilige is hooghartig. Weinig is zo hooghartig als de zonde achter je te hebben gelaten. Het inzicht dat er geen zonde is, is eveneens hooghartigheid. Fulltime hooghartig zijn is een vergissing, maar nooit hooghartig zijn is een groot gemis.