Hoeveel mag vrede kosten? Die vraag is lang niet gesteld, maar nu mogen we het weer over vrede hebben. Onder andere vanwege mh17, Oekraïne en is. De oorlog die zich in de periferie bevond, beter gezegd die wij naar de periferie hadden gedrongen, dreigt dichterbij te komen. (Het Westen, Amerika, West-Europa, Canada, Australië, dat is het centrum – de rest: periferie.)
Zolang de oorlog niet is begonnen, kunnen we de prijs van vrede uitsluitend in geld uitdrukken. Is de oorlog eenmaal begonnen, wordt die prijs uitgedrukt in mensenlevens. Zie bijvoorbeeld Gaza.
Het blijkt dat mensen – vooral politici, maar politici zijn uiteraard ook mensen – bereid zijn meer geld uit te geven aan defensie in de hoop op die manier de oorlog te kunnen houden waar die is: in de periferie. Het is een soort dressuur: oorlog zit in de kooi en moet in die kooi blijven. De gedachte is dus dat hogere defensieuitgaven de oorlog zullen isoleren in de periferie, of dat – zie Afghanistan, zie Irak, maar zie ook Vietnam – westerse soldaten de oorlog in die periferie gaan uitvechten.
Maar wie de gemeenplaats serieus neemt dat je je op oorlog moet voorbereiden om de vrede te kunnen bewaren, zal er rekening mee moeten houden dat de vrede niet bewaard kan worden. Met andere woorden: dat men trachtte de vrede te bewaren door zich op oorlog voor te bereiden en dat onverhoopt de oorlog uitbreekt. De prijs van de vrede wordt dan de prijs van de oorlog.
Wij zijn bereid meer geld uit te geven voor de vrede, maar zijn wij ook bereid te sneuvelen? Indien het antwoord op die vraag ‘nee’ luidt, zijn er twee mogelijkheden. Wij betalen anderen om namens ons te sneuvelen – in wezen lijkt dit op de status quo – of wij grijpen terug op recepten uit het verleden. Tot 1940 heeft Nederland gedacht dat neutraliteit de beste manier was om de vrede te bewaren. Dat bleek een illusie, maar ook illusies worden gerecycled.
Hoe dichterbij de oorlog komt, hoe populairder neutraliteit weer zal worden.