Een Hongaarse journaliste vroeg me hoe het zat met het postmodernisme. Nu heb ik over het postmodernisme al een tijd niet hoeven te spreken. Ik dacht dat het dood was en dat de vitale onderdelen van het postmodernisme waren over genomen door de vrije markt en tegenwoordig als ‘verkoopsucces’ verder door het leven gingen.
Maar in Hongarije bleek het postmodernisme springlevend. Wat ze met die term bedoelde, was natuurlijk de vraag.
Ik vatte het zo samen: postmodernisme is reflectie over de activiteit die verhalen vertellen wordt genoemd. De postmodernist is zich bewust van alle kunstmatige strategieën die worden ingezet om een lezer bij de les te houden. Niet alleen is de postmodernist zich bewust van die strategieën, hij wil dit bewustzijn eveneens delen met de lezer in de hoop dat de lezer, of kijker, er doorheen leert te kijken. In die zin is postmodernisme altijd ook een beetje brechtiaans.
De journalist vroeg zich af of ik niet geïnteresseerd was in taal- en vormexperimenten. Nog niet, maar wie weet zou dat ooit komen, hoewel taal- en vormexperimenten mij de tussenoplossing lijken voor mensen die het liefst met mensen en dieren zouden experimenteren.
Terwijl het gesprek tussen mij en de journalist voortkabbelde, drong het tot me door dat mensen oog hebben voor abnormaliteit in de kunst, maar veel minder oog hebben voor afwijkingen in de werkelijkheid. Ze zien dat er vreemde dingen gebeuren in boeken, maar ze zien niet dat er vreemde dingen gebeuren in het echt. Ze zien niet hoe vreemd ze zelf zijn.
Ik zou dat vooroordeel ‘Yasha’s vooroordeel’ willen dopen en ik hoop dat sociologen, antropologen en psychologen er hun voordeel mee kunnen doen. Mensen zijn geneigd hun eigen leven en hun eigen referentiekaders als volstrekt normaal te beschouwen. Vermoedelijk heeft dat ermee te maken dat wij gedrild zijn om normaal c.q. geestelijk gezond te zijn.
De beste tactiek om jezelf normaal en gezond te kunnen blijven noemen is door niet in het ziekenhuis of de gevangenis te belanden.
Voed uw kinderen en uw partner eens anders op. Zeg tegen hen: wij zijn niet normaal, wij zijn niet postmodern, wij zijn vreemde, buitenaardse wezens. Noem deze visie ultrapostmodern.
Maar in Hongarije bleek het postmodernisme springlevend. Wat ze met die term bedoelde, was natuurlijk de vraag.
Ik vatte het zo samen: postmodernisme is reflectie over de activiteit die verhalen vertellen wordt genoemd. De postmodernist is zich bewust van alle kunstmatige strategieën die worden ingezet om een lezer bij de les te houden. Niet alleen is de postmodernist zich bewust van die strategieën, hij wil dit bewustzijn eveneens delen met de lezer in de hoop dat de lezer, of kijker, er doorheen leert te kijken. In die zin is postmodernisme altijd ook een beetje brechtiaans.
De journalist vroeg zich af of ik niet geïnteresseerd was in taal- en vormexperimenten. Nog niet, maar wie weet zou dat ooit komen, hoewel taal- en vormexperimenten mij de tussenoplossing lijken voor mensen die het liefst met mensen en dieren zouden experimenteren.
Terwijl het gesprek tussen mij en de journalist voortkabbelde, drong het tot me door dat mensen oog hebben voor abnormaliteit in de kunst, maar veel minder oog hebben voor afwijkingen in de werkelijkheid. Ze zien dat er vreemde dingen gebeuren in boeken, maar ze zien niet dat er vreemde dingen gebeuren in het echt. Ze zien niet hoe vreemd ze zelf zijn.
Ik zou dat vooroordeel ‘Yasha’s vooroordeel’ willen dopen en ik hoop dat sociologen, antropologen en psychologen er hun voordeel mee kunnen doen. Mensen zijn geneigd hun eigen leven en hun eigen referentiekaders als volstrekt normaal te beschouwen. Vermoedelijk heeft dat ermee te maken dat wij gedrild zijn om normaal c.q. geestelijk gezond te zijn.
De beste tactiek om jezelf normaal en gezond te kunnen blijven noemen is door niet in het ziekenhuis of de gevangenis te belanden.
Voed uw kinderen en uw partner eens anders op. Zeg tegen hen: wij zijn niet normaal, wij zijn niet postmodern, wij zijn vreemde, buitenaardse wezens. Noem deze visie ultrapostmodern.