Zelfs redelijk intelligente columnisten als Max Pam hebben zich uitgelaten over de op handen zijnde scheiding van een bekend Nederlands politicus. De politicus in kwestie zou het Nederlandse volk in een campagnefilmpje zijn gezin en kinderen hebben laten zien en daarom mag men nu over zijn scheiding meepraten. Leedvermaak is lekker. Toch lijkt me het argument dat de politicus zelf begonnen is over zijn gezinsleven en dat men daarom nu zijn scheiding mag behandelen met dezelfde gretigheid die normaal gesproken wordt gereserveerd voor gifgasaanvallen in het Midden-Oosten een drogreden. (Ik vermoed zelfs dat men scheidingen van publieke figuren interessanter en opwindender vindt dan gifgasaanvallen, en daar kan ik inkomen.)
Spijtig genoeg hebben we nog geen politicus in Nederland die foto’s van zijn geslachtsdeel rondstuurt aan vrouwen, maar dat is slechts een kwestie van tijd.
De aandacht voor de scheiding – ik geloof overigens dat de bewuste politicus die aandacht helemaal niet erg vindt – wordt ingegeven door ons vermoeden dat elk debat in een parlementaire democratie een schijnvertoning is en dat wij ons daarom maar beter bezig kunnen houden met wat er zich achter de gordijnen voltrekt: het echte leven, het privéleven van de politicus. Huwelijken in de eerste plaats, en dan met name de huwelijken die schipbreuk leiden; dat meneer of mevrouw al jaren gelukkig getrouwd is en nog geregeld lekker neukt met de eigen partner interesseert ons niet.
De catastrofe, zeker als het catastrofes zijn die ons herkenbaar voorkomen, oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht op ons uit. Ook de afwijking vinden we niet te versmaden, en ik moet toegeven dat zelfs ik opgewonden zou raken van een staatssecretaris die zich schuldig heeft gemaakt aan kannibalisme. Onze diepste vermoedens blijken dan waarheid: wij worden geregeerd door kannibalen. Het wachten is op de oprichting van een Partij voor de Kannibalen, een partij die het eten van mensenvlees, mits met toestemming van de betrokken overledene, wil legaliseren. Opdat wij onze verontwaardiging op de voormannen van die partij kunnen richten.
In een dictatuur houdt het volk er een dictator op na om hem te kunnen vrezen. In een democratie houden kiezers er politici op na om van hen te kunnen walgen.