Er waren vrienden die ik nauwelijks kende, maar die toch mijn vrienden bleken te zijn. Sommigen kwamen te voet, er waren er ook die met de fiets of de auto waren gekomen, één kwam te paard. Deze laatste is een zonderling, hij woont in een bos dat zijn eigendom is.
Dat is niet ongewoon, het vreemde is dat hij in een tent woont. Toen hij het bosperceel lang geleden erfde, wist hij niet dat er een definitief bouwverbod op rustte. Ik ken mensen die in zo'n geval de onderste steen boven laten komen in hun gevecht met de autoriteiten, maar zo iemand is hij niet. Hij mijdt conflicten en trekt zich terug. Toen bleek dat hij er wel een tent mocht zetten, heeft hij dat gedaan. Hij veranderde, hij versoberde, hij maakte zijn leven tot een autarkie.
Je kunt het trouwens niet aan hem zien. Soms gaat hij met de trein naar een grote stad, Rotterdam of Amsterdam. Daar zie ik hem wel eens in de tram op weg naar Boijmans Van Beuningen of Artis. Hij heeft een keurig pak aan en gedraagt zich ouderwets, maar hij laat zich niet verrassen door de moderniteit, hij weet wanneer hij zijn kaartje langs het venstertje moet laten glijden. Aan z'n huid kun je wel zien dat hij een buitenmens is, maar de tent en het paard liggen niet voor de hand.
Op mijn verjaardag wordt ook atonale muziek gedraaid die opzien baart. Twee gasten, een man en een vrouw die ik absoluut niet ken, en daarom ook niet kan hebben uitgenodigd, komen vragen wat deze muziek betekent. De vrouw blijkt Duits te zijn, ze gebruikt het woord 'irrsinnig' en kijkt me wanhopig en agressief aan. Ze heeft waarschijnlijk ook geen cadeautje voor me meegenomen.
Ik vraag mijn autarkische tentvriend of hij raad weet met deze onverwachte ontwikkeling. Hij leidt het ongenode echtpaar rustig naar de voordeur. Als later ook de andere gasten verdwenen zijn, gaat hij voor de televisie zitten en kijkt naar een programma over krankzinnigheid. Ik ruim intussen op en doe de afwas, ik ben geen liefhebber van Irrsinn.
Het was een roerig gezelschap dat mijn verjaardag vierde, ik was er zelf ook.