De geschiedenis die je meemaakte, maar die je vergeten bent. ‘Je’ is ‘ik’. Na een snoeihete dag hangend in een stoel voor een onbekende televisiezender. De afgrond van de moderne wereldgeschiedenis, ik was erbij, ik had een houding – ik realiseer me: een houding, geen mening. Chroesjtsjov had in oktober 1962 een vloot naar Cuba gestuurd om een partij raketten af te leveren bij Fidel Castro. Het konvooi werd bewaakt door oorlogsschepen. De Russische leider wist dat de Amerikanen het gebied rekenden tot hun invloedssfeer die met geweld verdedigd zou worden. Hij had Kennedy ontmoet en hem te licht bevonden, hij waagde de gok. De schepen waren op weg, iedereen had de tijd om z’n knopen te tellen, een wereldoorlog met atoombommen was nabij. Of niet. Ik herinner me dat iedereen praatte over ‘wel of niet’. Behalve een jongen die in hetzelfde huis woonde als ik. Hij was van mening dat de oorlog onafwendbaar was. Hij rende door het huis, gooide de deuren open zonder kloppen en schreeuwde in alle toonaarden dat de oorlog binnen week zou losbarsten. Hij studeerde geschiedenis en somde alle oorlogsaanleidingen en -oorzaken ongevraagd voor je op. Hij was niet kort van stof, hij begon bij de slag van Thermopylae, waar vijf eeuwen voor Christus 300 Spartanen een Perzisch leger tegenhielden dat zo groot was dat je het aantal soldaten niet kunt noemen zonder in lachen uit te barsten. Maar deze historische terreur heeft niet lang geduurd, ik hoefde maar een kleine week ergens anders te wonen, Chroesjtsjov had eieren voor zijn geld gekozen (communisten hadden een andere variant: hij was de wijste geweest).
Wat mij te binnen schoot, terwijl ik naar deze reconstructie van de Cubacrisis keek, was de gedachte dat de dolgedraaide geschiedenisstudent misschien wel teleurgesteld was dat de zaak met een sisser was afgelopen. Sissers leveren geen interessante geschiedenis. Of is deze gedachte alleen al pervers?