In 1943 had ik een fiets waarop ik fietste, ik was zes jaar. Mijn vader fietste in het begin altijd naast me, ter bescherming. Altijd over de Apollolaan, de verbinding tussen het ouderlijk huis en de school.
Er zit een bocht in de Apollolaan die ik me altijd ben blijven herinneren, een gemarkeerde plek in m’n hoofd. We fietsten daar toen een oude man ons met gebaren waarschuwde. Ik begreep niet wat hij bedoelde, mijn vader wel. Verderop waren de Duitsers bezig met het verzamelen van fietsen. Je moest afstappen en verder lopen, de fiets werd op een vrachtwagen gezet. Protesteren had geen zin, ze waren gewapend en ze waren de baas.
Toen er geen fietsers meer kwamen, gingen ze in de bocht kijken en arresteerden de oude man. Ik herinner me dat ik erg nieuwsgierig was, wat zou er met hem gebeuren? Maar mijn vader wilde er niets over zeggen. Mijn fiets werd trouwens meteen op zolder gezet, ik had nu een fiets waarop ik niet meer fietste, ik moest weer lopen. Ik wist niet dat de oorlog in 1945 zou eindigen, ik dacht dat ik de rest van m’n leven zou moeten lopen.
Daar komt nog bij dat ik niet begreep wat de Duitsers met een kinderfiets moesten. Misschien was de discipline in dat leger toch niet zo superieur als altijd wordt aangenomen, en werden kinderfietsen als geprivatiseerde oorlogsbuit meegenomen naar het vaderland.
Waar ik trouwens ook mee zit, is de herinnering. Dat ik niet meer weet waar ik een kwartier geleden mijn bril heb neergelegd, is een onvervreemdbaar deel van mijn leven geworden. Maar dat ons hele herinneringssysteem gewantrouwd moet worden, is me wel duidelijk sinds de ontdekkingen van die professor uit Leiden, hoe heet hij ook weer?
Ik schrijf dit fietsstukje trouwens vanwege Bram Tankink. Ik zag hem op de televisie omdat er een boek over hem is verschenen. Dat interesseerde me, omdat Bram Tankink de enige wielrenner is die ik me herinner. Wielrenners in de Tour de France zijn voor mij bijzaak, ik kijk naar Frankrijk, de bossen, de bergen, de kastelen, de burchten, de rivieren, de stadjes, de zeeën, noem maar op, het mooiste land van Europa.
Dat daar ook wielrenners rijden om geld te verdienen, is bijzaak, die vergeet ik onmiddellijk. Behalve Bram Tankink. Als die in beeld was, was ik verloren. Ik wist verder ook niks van hem, ik hoefde ook niks van hem te weten, hij was een buitencategorie. En nu voor de televisie wordt dit alles bevestigd.
Dit boek gaat nauwelijks over wielrennen. Hij blijkt bijna nooit iets gewonnen te hebben. Hij zegt een paar keer dat je ook kunt winnen van jezelf. Dat boek ga ik kopen, dat moet iets bijzonders zijn.
A.L. Snijders zag Bram Tankink op televisie.