Ik denk dat ik zes jaar was toen mijn moeder een rat in de wc zag – afkeer en schrik. Mijn vader werkte op kantoor in een ander deel van de stad, waar hij ’s morgens op de fiets naartoe reed. Hij zou het niet appreciëren als hij voor een rat naar huis werd geroepen. Daarom belde ze zijn jongere broer, die dichtbij woonde en niet aan kantoortijden gebonden was, hij was zanger/toneelspeler. Hij kwam dadelijk en porde met het handvat van zijn paraplu in het watercloset dat schuin boven zijn hoofd aan de muur bevestigd was. De rat was onvindbaar, maar een held was geboren.
Met deze oom heb ik altijd een speciale band gehad, tot drie maanden voordat hij honderd jaar zou worden. Hij was een man met groot wantrouwen jegens autoriteiten. Toen de bijzondere verjaardag naderde, kwam hem ter ore dat de burgemeester op bezoek zou komen. Dat wilde hij niet, hij had geen behoefte aan een burgemeester. Ik raadde hem aan het stadhuis op te bellen. Dat wilde hij ook niet, hij wilde anoniem en zelfstandig blijven, ik mocht me er ook niet mee bemoeien. Na de dood van zijn vrouw was hij vele jaren alleen geweest, hij bleef autorijden, hij speelde bridge, hij bezocht musea, hij golfde, hij reisde in buitenlanden en bleef zich verzetten tegen de geopenbaarde waarheid. Hij was alleen, maar eenzaam was hij niet.
Ondertussen naderde hij de honderd. Ik verbeeld me dat hij gestorven is om de burgemeester voor te zijn, een variant van de natuurlijke dood. Dit is verbeelding, het veilige gebied van de verbeelding, de ratio en de wetenschap kunnen buiten de deur blijven. Gisteren dacht ik aan hem in de Week van de Eenzaamheid, elke dag een televisieportret van een eenzaam mens. Deze keer was het Harald van Tien. Ik schrok van zijn leeftijd, 46 jaar. Hij zat op een gezellig terras met veel kwebbelende jonge mensen aan volgepakte tafeltjes. Een land zonder duidelijke problemen – mooi weer, gematigd klimaat, extra aandacht voor de dijken, een groeiende economie, de sharia op afstand, broedende zeearenden.
Harald van Tien zat alleen, hij bestelde een colaatje. Zat hij altijd alleen? Ja. Had hij geen vrienden? Nee, geen vrienden. Hoe lang was het geleden dat er iemand bij hem thuis was geweest? Meer dan een half jaar. Had hij nooit een vriend gehad? Ja, één keer, op de lagere school. Wat was eigenlijk de verklaring van de medische autoriteiten? Een heel klein beetje autisme.