Hij heeft zijn straf uitgezeten en zit nu bij DWDD om zijn verhaal te vertellen. Hij beschouwt stelen als een vak – als hij op een deftig, officieel papier zijn beroep moet vermelden, noteert hij: dief. Zoals een ander voetballer, bakker, lasser of linguïst invult. Hij probeert het consequent te doen. Hij legt bijvoorbeeld uit wat zijn beperkingen zijn. Hij weet wel dat stelen strafbaar is, en hij weet ook dat de bestolen mensen kwaad, verdrietig, razend of wanhopig kunnen zijn. Maar hij weet niet dat die schilderijen een geheimzinnige culturele waarde bezitten, dat er mensen bestaan die belangeloos huilen nu ze gestolen zijn. Waarom ik Octave Durham zo waardeer is zijn naïveteit. (Ook als hij dit speelt verdwijnt mijn waardering niet, ik bewonder de homo ludens.) Hij legt uit dat hij geen vermoeden had van de zachte krachten die om deze schilderijen hangen. Hij dacht dat het alleen maar om geld ging. Toen hij de schilderijen met gemak van hun haakje lichtte, dacht hij niet ‘Alles van waarde is weerloos’. Ik vermoed zelfs dat hij nog nooit van Lucebert gehoord had. De gast die tegenover Octave Durham aan tafel zat, was Erben Wennemars. Die keek de dief star en onverzoenlijk aan. Je zag duidelijk dat hij stelen niet als een beroep beschouwde. Hij eiste berouw, zijn ogen priemden, hij was zeer verontwaardigd. Toen Octave vertelde dat hij een elfjarig meisje had ontmoet dat een fan van hem was, ging Erben er vanzelfsprekend vanuit dat hij het kind op het dievenpad zou voeren. Terwijl de dief al uitgebreid verteld had dat hij geruime tijd ex-dief was, het vak was door de voortschrijdende moderniteit ingehaald en had zijn glans verloren. Je kon zien dat Wennemars daar niets van geloofde, hij wilde niet dat Okkie zonder berouw voor de televisie verscheen. Ikzelf zie niet zoveel in blijvende boetedoening, ik houd meer van verhalen.
Ik was zeer benieuwd naar de verhalen van Oktave Durham, Okkie voor zijn vrienden. Hij heeft twee schilderijen uit het Van Gogh Museum gestolen, waarvoor hij is gepakt en veroordeeld.