De winters waren streng – als de vorst lang duurde kon er niet gestukadoord worden en zaten ze zonder geld. Dan liepen ze naar het Ruhrgebied om het in de kolenmijnen te verdienen, ze wisten niet beter en ze waren gehard. Mijn vader zat op de hbs en kon na zijn eindexamen als jongste bediende aan het werk op een kantoor. Hij klom op tot procuratiehouder, tekenbevoegd. Later trad hij zelfs toe tot de directie, hij kreeg een dienstauto. Omdat hij in een deftige buurt ging wonen, raakte hij bevriend met notarissen, chirurgen en advocaten. Hij deelde hun gewoonten en opvattingen, maar bleef op één punt koppig en trouw. Zijn nieuwe vrienden stemden zonder uitzondering op de vvd, hij bleef aan het harde leven van zijn vader denken en stemde altijd op de pvda. Als de stemming vrolijk werd, namen ze hem in de maling met deze zwakheid. Besefte hij wel dat de socialisten geen vrienden waren van de klasse waartoe hij sluipenderwijs was toegetreden? Dat besefte hij wel degelijk, maar hij huldigde een andere stelregel: men moest tegen zijn eigen belang in kunnen gaan, men moest niet vergeten waar men vandaan kwam, en men moest zich realiseren dat geld een hulpmiddel was, geen doel. Zijn vrienden lachten hem uit, maar hij vergat nooit dat zijn vader naar het Ruhrgebied moest lopen als hij uitgevroren was. En juist omdat ik gevoelig was voor het afzwakken van het eigenbelang, stemde ik ook altijd op de sociaaldemocratie. Mijn vader had trouwens nog een stokpaardje: je stemt niet op personen maar op ideeën. Daar was ik het ook mee eens, maar hier won mijn zwakheid het soms. Ik kankerde graag op politieke personen, en in de strijd tussen Asscher en Samsom liet ik me daarom leiden door irrelevante, huiselijke argumenten. Ik veroorzaakte trouwens geen schade, want ik ben geen lid van de pvda. Maar toen ik keek naar het gesprek van Jeroen Pauw met Samsom, schaamde ik me toch voor mijn gebrek aan inzicht in echte, professionele politiek. Ik ga in maart wel weer stemmen, maar zonder aan de personen te denken, ik houd het bij de ideeën. De enige frivoliteit die ik me blijf veroorloven zit in het woord Ruhrgebied.
Mijn vader was de zoon van een stukadoor die op zijn vijftiende jaar was gaan werken.