Daar gebeurde het dat hij bij een conflict aan de speeltafel op de vuist ging met een hanige Fransman. Er vielen rake klappen die hem veel later in mijn ogen tot een held maakten. Later, na zijn pensioen, ging hij vaak naar Engeland, hij hield van de Engelse stijl van leven. Toen hij al in de tachtig was, zat hij op een plattelandsstation op de trein te wachten. Naast hem op het bankje zat een keurige jongeman in een jas met een bontkraagje, die iets tegen hem zei wat hij niet verstond. Hij boog zich naar hem toe en vroeg hem wat luider te spreken. De jongen herhaalde zijn woorden: ‘Oude mensen zoals u hebben geen nut meer, die moeten vergast worden.’ Mijn vader lachte vertederd. Hij was zo pro-Engels, ze konden geen kwaad bij hem doen. Ook deze gebeurtenis maakte indruk op me, omdat ik begreep dat hij de regie over zichzelf strikt in eigen hand hield. De woorden van anderen, hun insinuaties, suggesties, verleidingen en zelfs daden, kwamen pas door de zeef als hij dat toeliet.
In het 5 jaar later-gesprek met Jeroen Pauw komt Adriaan van Dis met een opmerking die mij doet denken aan Monte Carlo en het incident op het landelijke stationnetje: ‘Ik ben soms aardig, maar in mij zit ook een boze man, die ik niet toon, omdat ik geloof in aanvallende beleefdheid.’
Aanvallende beleefdheid, daar heb ik nog nooit van gehoord. Hij legt het gelukkig uit. Als er weer eens gezeik is met vreemdelingen, vluchtelingen, jihadisten, en hij ziet bij de bushalte een vrouw met een lap over haar hoofd, dan groet hij haar nadrukkelijk, als teken dat hij niet wil dat zij apart gezet wordt. Hij ziet dat zo’n vrouw schrikt van zoveel vriendelijkheid, daarom noemt hij het aanvallende beleefdheid. De achterliggende idee is dat de kinderen en kleinkinderen van deze mensen in ons type maatschappij ‘vanzelf’ zullen losraken van de scherpe kanten van hun geloof, zoals dat ook met ons eigen christendom gebeurd is.
Het is duidelijk, Adriaan van Dis is een vooruitgangsdenker. Mijn aard is pessimistischer, maar ‘aanvallende beleefdheid’ is een prachtige vondst, die ik misschien ook op het menu moet zetten.
In zijn jeugd ging mijn vader wel eens gokken in Monte Carlo.