Als Brahim vertelt dat de profeet zo van oogschaduw hield, zegt Sven (de man van het huiswerk): ‘Dat kunt u niet weten, want over Mohammed is niets bekend, er zijn geen getuigenissen van tijdgenoten. Alles wat we van hem weten, is tweehonderd jaar na zijn dood opgetekend.’ Brahim Bourzik zegt: ‘U weet dit niet, maar ik weet het wel, want ik lees de Koran.’ Als Sven zegt dat in de Koran de joden worden vergeleken met apen en varkens, antwoordt Brahim dat een van de vrouwen van de profeet joods was, zij hielden veel van elkaar en zijn nooit gescheiden. Als Sven zich vastbijt in de apen en varkens, zegt Brahim laconiek: ‘Er staat zoveel in de Koran.’ Sven is verontwaardigd: ‘U leest dus selectief?’ Brahim veert op: ‘Natuurlijk ben ik selectief, ik ben een mens!’
Ik bekijk dit gesprek in gematigde wanhoop. Het is natuurlijk beter dan een bloedig handgemeen tussen Sven en Brahim, maar ik mis de ondubbelzinnige winnaar. Daarom kijk ik voor het evenwicht ook wel eens naar een voetbalwedstrijd. Daar heb ik meer kans op duidelijkheid.