In het gebied achter de IJssel (gezien vanuit het standpunt van de Noordzee) zijn de vossen schuwer en mottiger dan in de Kennemer duinen, waar ik drie dagen kampeer. Er zijn niet veel mensen, want het is maart. Ik sta op een verlaten duinpad, ik leun op mijn fiets. Er komt een vos op me af lopen. Dat alleen al – achter de IJssel zie ik alleen weglopende vossen. Deze duinvos passeert me op twee meter en kijkt me niet aan, hij is op z’n gemak. In de duinpan naast mij staat een luxueuze camper met een zelfrichtende schotel op het dak. De bewoner, hij is alleen, zit de hele dag naar de televisie te kijken, hij ziet eruit als iemand die de filosofen Foucault en Bataille begrijpt, wat mijn bewondering wekt. Ik vraag hem waarom hij hier logeert als hij niets anders doet dan televisie kijken. Hij vertelt dat de camper zijn enige bezit is, hij heeft geen huis en geen familie. Met de zelfrichtende schotel kan hij alles zien en begrijpen wat er op de wereld gebeurt. Ik vraag hem waarom de vossen in de duinen niet bang zijn voor de mens, en achter de IJssel wel. Hij zegt dat het door de feodaliteit komt. Hij voegt er aan toe dat ik meer naar de televisie moet kijken. Dan zal ik ook op alles een antwoord hebben.
In het gebied achter de IJssel (gezien vanuit het standpunt van de Noordzee) zijn de vossen schuwer en mottiger dan in de Kennemer duinen, waar ik drie dagen kampeer.