Nog niet eens zo lang geleden leek schooltelevisie op sterven na dood, maar in maart 2017 werd bekend dat Schooltv op haar website ruim een miljoen unieke bezoekers had zien langskomen.

Niet iedereen was begin jaren vijftig gelukkig met de komst van schooltelevisie. Een deel van de docenten vreesde voor de eigen baan, de heilige band tussen leraar en leerling heette in gevaar te zijn en zelfs de aartsbisschop van Canterbury bemoeide zich ermee. En waarom zou je überhaupt televisie op school willen, stond immers niet allang vast dat tv-kijken een funeste invloed had op de ontwikkeling van kinderen?

Maar de bezwaren wogen niet op tegen de van vooruitgangsgeloof doordrenkte overtuiging dat het nieuwe middel een onderwijskundige verrijking was, een omarming van een nieuwe tijd, en vanaf het moment dat het fenomeen zich aandiende, nam schooltelevisie – of onderwijstelevisie, zoals het in Nederland werd genoemd – al snel een vlucht. De Verenigde Staten, Japan en Canada waren er het eerst bij, Frankrijk en Engeland volgden. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig verbreidde schooltelevisie zich als een vlek over de continenten: Australië in 1958, India in 1960, Zambia in 1962. Een voorloper was Nederland dus bepaald niet toen in maart 1963 de eerste uitzending – Basel, een ankerplaats in Zwitserland, over Erasmus en Europa – dan toch een feit was.

Het aantal programma’s dat de Nederlandse Onderwijs Televisie (NOT) maakte, was in die eerste jaren nog beperkt, evenals het aantal scholen dat meedeed – tweehonderd in 1963 – maar eind jaren zestig bedroegen die aantallen al een veelvoud, en dat terwijl de aanschaf van een televisietoestel voor een school toch een serieuze investering was. Het grote aantal programma’s dat inmiddels werd uitgezonden voor alle schooltypen, rechtvaardigde echter de aanschaf van zo’n apparaat, schreef de NOT eind jaren zestig in de programmagids die ze jaarlijks aan de scholen zond.

Het was daarbij wel zaak goed op te letten dat het toestel Nederland 1 én 2 kon ontvangen, en dat de beeldbuis het juiste (het grootste) formaat had, te weten 59 centimeter. In diezelfde gids ook fraai getekende aanwijzingen hoe de kinderen dienden te worden opgesteld (in waaiervorm) en wat de maximale kijkafstand bedroeg: in het geval van een beeldbuis van 59 centimeter was dat 5,6 meter. Omgerekend naar hedendaagse middelen: dat is kijken naar een iPad op een afstand van tweeënhalve meter.

Mens en lichaam

Scholen kregen naast de programmagidsen tevens lesvoorbereidingsmateriaal voor de docent en werkboekjes voor de leerlingen toegestuurd. Het waren complete lespakketten, gemaakt door de eigen uitgeverij, die daarmee flink verdiende; geld waarvan weer mooie (dure) programma’s konden worden gemaakt, waarvan in verre landen grootschalige producties konden worden opgenomen, zoals gedramatiseerde interpretaties van historische gebeurtenissen.

De NOT-programmagidsen van die jaren bieden een mooi inkijkje in de toenmalige maatschappij. Programma’s dienden in die eerste decennia niet alleen om kennis over natuur en wereld bij te brengen, ze hadden ook een nadrukkelijk pedagogische functie, waren gericht op karaktervorming en sociale ontwikkeling van het kind; programma’s met titels als Wat wil je van me? (thema: ‘Leren over jezelf, leren relativeren’), Tenslotte ben je geen kind meer (over de onzekerheid die gepaard gaat met de overgang van lagere naar middelbare school) en Ik-jij-hij-zij: Wij (‘De serie beoogt een inkijk te geven in onze menselijke samenleving, waarbij het sociale aspect op de voorgrond staat’).

Die aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind maakte in de jaren tachtig en negentig plaats voor meer vakinhoudelijke kennisoverdracht. Programma’s heetten toen Techniek in de praktijk, Economie in zicht, Mens en lichaam. De toon veranderde ook, werd luchtiger, vrolijker – in overeenstemming met nieuwe opvattingen over de leef- en gedachtewereld van kinderen.

Het aantal ‘aangesloten’ scholen bleef in die jaren tachtig en negentig ondertussen toenemen, tot het moment werd bereikt dat alle lagere en middelbare scholen van Nederland programma’s afnamen, afgezien van de scholen op streng gereformeerde dan wel antroposofische grondslag. Eind jaren tachtig werden programma’s bekeken door een miljoen, soms anderhalf miljoen leerlingen, en dan waren de schoolkinderen in België nog niet meegerekend, want die keken ook.

‘We leven in een maatschappij waarin ook kinderen geen seconde mediavrij zijn, maar we leren hun onvoldoende hoe ze daarmee om moeten gaan.’

Erik Appelman

Kar

Maar een nieuwe technologie die grote invloed zou hebben op de toekomst van schooltelevisie had zich al aangekondigd: de videorecorder. Programma’s konden worden opgenomen en teruggekeken wanneer het een leraar uitkwam.

Het aantal livekijkers begon terug te lopen. De videorecorder werd opgevolgd door de dvd, het internet en Uitzending Gemist. Ver weg waren plotseling de jaren dat op vaste tijden een onderwijzer de kar met tv-toestel een klaslokaal binnenreed, in afwachting van de uitzending van elf uur ’s ochtends of twee uur ’s middags. Het aantal livekijkers verschraalde steeds verder, met als gevolg dat Schooltv – de (merk)naam waaronder in Nederland wordt uitgezonden, ter onderscheid van de generieke naam schooltelevisie – door netmanagers naar onmogelijke uren werd verbannen; de uitzendingen voor het voortgezet onderwijs verdwenen vanaf 2008 zelfs naar het tijdslot tussen vijf en zes uur ’s ochtends. Er zat op dat tijdstip weliswaar niemand voor de tv, maar, zo was het idee, dan kon men de uitzendingen gewoon via Uitzending Gemist bekijken.

Het was het begin van het einde van Schooltv, of in elk geval van Schooltv zoals het tot dan toe had bestaan. Toen de publieke omroep in 2014 grote bezuinigingen moest doorvoeren, werd duidelijk dat Schooltv zich in de gevarenzone bevond. Schooltelevisie was geen taak van de publieke omroep, klonk het: de NPO was toch zeker geen onderwijsinstelling? De vraag was: helemaal stoppen of doorgaan in sterk afgeslankte vorm, alleen online?

Nu, drie jaar later, is Schooltv overal online te bekijken – op Facebook, Twitter, Instagram, via het eigen YouTubekanaal en op de eigen website, het hart van het nieuwe Schooltv, die in maart meer dan een miljoen bezoekers trok.

‘Een miljoen is veel,’ zegt Erik Appelman, eindredacteur van Schooltv en een van de vormgevers van Schooltv nieuwe stijl, ‘maar het aantal individuele kijkers is een veelvoud. Het gaat om een miljoen unieke IP-adressen, de helft daarvan betreft hele klassen en bovendien telt elk IP-adres per maand slechts één keer mee.’

Schooltv maakte nog een paar eigen programma's.

Snapje

Dat de nieuwe formule een succes werd, is deels de verdienste van Sander Dekker, zegt Appelman. ‘Educatie was lange tijd bijna een scheldwoord, maar dat veranderde toen de staatssecretaris van OCW het een belangrijke pijler van de publieke omroep noemde.’

En er speelde nog iets anders. Een aantal redacteuren van de bij de bezuinigingen opgedoekte afdeling Voortgezet Onderwijs (VO) besloot om, bij ontstentenis van budget, bestaande NPO-programma’s te bewerken teneinde die VO-doelgroep op scholen toch iets te kunnen bieden. Het gevolg was dat men binnen de npo doorkreeg dat Schooltv bij uitstek een platform bood om een doelgroep te bereiken die voor de publieke omroep verloren dreigde te gaan: twaalf- tot achttienjarigen. ‘De npo was op zoek naar een manier om titels als Nederland van boven, Keuringsdienst van waarde en Andere tijden bij die doelgroep bekend te houden, en ja, zag men in, dat kon eigenlijk heel goed via de klas. De docenten als handelsreizigers van de NPO? Ja, zo kun je het zien.’

Die bestaande programma’s moeten wel worden bewerkt. ‘Nieuwsuur bijvoorbeeld, bevat te veel talking heads,’ zegt Appelman, ‘dat werkt niet in de klas.’ Commentaar wordt vaak opnieuw ingesproken. Uitzendingen worden ingekort: ‘Tegenlicht is veertig minuten lang, daar kunnen docenten helemaal niets mee beginnen.’ En dus duren Nieuwsuur in de klas, Nederland van boven in de klas, Andere tijden in de klas en al die andere titels zelden langer dan acht minuten.

Ondanks het in vergelijking met vroeger rudimentaire budget maakt Schooltv toch ook nog een paar eigen programma’s. Snapje? (negen tot twaalf jaar) bijvoorbeeld: animatiefilmpjes van zo’n twee minuten waarin steeds een begrip (het geheugenpaleis, survival of the fittest, condenseren) wordt uitgelegd in de vorm van een (rap)liedje. Ander voorbeeld: de Clipphangers (dertien tot achttien jaar), filmpjes van een minuut waarin steeds een, vaak met de actualiteit verbonden, vraag wordt beantwoord: wat is een referendum? Wat is longontsteking (griepepidemie)? Waarom eten we oliebollen met oud en nieuw

Stress

De nadruk in het programma-aanbod ligt net als in de achterliggende decennia op vakinhoudelijke kennis, techniek is een belangrijk onderwerp.

Tegelijkertijd valt het grote aantal programma’s over stress op en, al even opvallend, die uitzendingen worden gezien het aantal YouTube-views zeer goed bekeken, door de overbelaste leerlingen dan wel door hun bezorgde ouders; programma’s als Aan het stressen voor je examens? Dat hoeft niet! en, een geheide klapper natuurlijk, ReChill: een serie over mindfulness in de klas gepresenteerd door rapper Akwasi.

‘Tachtig procent van wat we doen is echt inhoudelijk, toegespitst op het curriculum van de scholen,’ zegt Appelman, ‘maar we kijken tegenwoordig ook naar andere manieren om die klas te bereiken; wat speelt er bijvoorbeeld op sociaal-emotioneel vlak. De mindfulness-serie met Akwasi is daar een mooi voorbeeld van. Een ander belangrijk onderwerp betreft onze omgang met de media. We leven in een maatschappij waarin alles wordt bepaald door media, waarin ook kinderen geen seconde mediavrij zijn, maar we leren hun onvoldoende hoe ze daarmee om moeten gaan. Mediawijsheid zou op scholen een vak moeten zijn, zo belangrijk is het. We voeren nu binnen de NTR gesprekken, kijken op welke manier je daar aandacht aan kunt besteden, het is nu actueel ook, denk aan vragen als: hoe gaan we om met fake nieuws. Ook daarin speelt Schooltv een rol, via al onze kanalen, via de website, via YouTube, via Facebook.’

Want Schooltv is overal te zien, behalve – iets wat toch voor verwarring kan zorgen – op het medium waaraan zij haar naam ontleent. ‘Op congressen maakte ik wel eens de fout mensen te vragen of ze wisten wat Schooltv was,’ zegt Appelman, ‘maar dat werd bijna opgevat als een belediging. Dat is net zoiets als vragen of ze Mc-Donald’s kennen, of Coca-Cola. De merknaam Schooltv is gewoon heel sterk, daar moet je niets aan willen veranderen.’