Al dertig jaar maakt Saskia Wieringa (65) zich sterk voor het op de Nederlandse en internationale politieke kaart krijgen van de erkenning en berechting van de massamoorden op vermeende communisten die zich in 1965-1966 op regeringsbevel afspeelden in Indonesië.
Wieringa (hoogleraar antropologie aan de UvA): ‘Ik gebruik met nadruk het woord “genocide” voor wat daar gebeurde, een van de grootste van de twintigste eeuw. In 1948 hebben heel veel landen het genocideverdrag ondertekend, ter voorkoming en bestraffing van deze misdaad, drie jaar later werd het van kracht. Er is discussie geweest over de vraag of de definitie van genocide wel toegepast kan worden op het doden en oppakken van de naar schatting één tot drie miljoen mensen destijds, als gevolg van de moord op zes legergeneraals. Volgens IPT1965, het International People’s Tribunal 1965 dat in 2013 mede door mij is opgericht, is dat zeker het geval. Onder leiding van Soeharto werd er immers een nationale bevolkingsgroep gestigmatiseerd, waarna de jacht kon beginnen.’
Bovendien, zegt Wieringa, ‘wanneer het om genocide gaat, is het een mondiale zaak, iets van de mensheid, en niet een kwestie die alleen Indonesië betreft en waar niemand zich mee kan of hoeft te bemoeien. Dit gaat ons allemaal aan.’
Wieringa was begin jaren tachtig in Indonesië voor haar promotieonderzoek. Hoe kwam het dat er van de tijdens het bewind van Soekarno bloeiende vrouwenbeweging Gerwani – zoals zoveel organisaties toen vallend onder de paraplu van de PKI, de Partai Komunis Indonesia – na 1965 nauwelijks iets overbleef? Dat wilde Wieringa weten.