‘Soms zijn er zo veel babyboomers op een plek! Dat komt omdat ze veel tijd en geld hebben!’ Paul Faassen steekt van wal nog voordat hij zijn jas heeft uitgedaan. ‘Ze staan ook altijd voor de schilderijen die ik wil zien. Dicht er bovenop, want ze hebben vaak multifocaal gezeik. Ik heb daar een beeldcolumn over gemaakt.’
Faassen pakt een print uit de stapel papier. Zijn nieuwe boek is namelijk nog niet gedrukt als we elkaar in een café aan de IJ-oever spreken. Op de bladzijde staan foto’s van een ouder publiek dat precies voor een schilderij staat. ‘Eigenlijk krijg je zo een nieuw schilderij, een portret van een achterhoofd. Natuurlijk vind ik het allemaal lieve mensen, maar het grappige is dat een groep babyboomers een zilvergrijze zee vormt die qua kleur mooi contrasteert met de muren en de schilderijen van het museum.’
Illustrator Paul Faassen houdt de moderne mens een lachspiegel voor. Zo ook in de bundeling 2 mensen vinden dit leuk. ‘Ik ben meer een beschouwer dan een deelnemer.’
voor velen van mijn generatie een vloek, maar iedereen die iets maakt is in feite wel moralistisch. Je geeft altijd duidelijk aan wat wel en wat niet kan, wat goed en wat slecht is. Ik ook, want de coverillustratie van mijn boek laat duidelijk zien hoe ik tegen verschijnselen als Facebook aankijk. Overigens kan ik een dag later een tegenovergestelde mening hebben. Het is een misvatting dat je altijd vast moet houden aan wat je vindt. We bestaan bij de gratie van inconsequentie,’ vertelt Faassen.
Een van mijn fascinaties is antropomorfisme, dat we voortdurend menselijke eigenschappen aan dieren en dingen toekennen. We praten tegen dieren alsof we weten wat ze doormaken. Uit die gedachte is mijn vorige boek Dieren zonder honger voortgekomen, en dat thema zit er ook nu weer in: ik chat met Anna op de site van Ikea. Het is een zoekmachine, maar je ziet een plaatje van een meisje, dus men veronderstelt dat ze eigenlijk van vlees en bloed is. Zij doet voorkomen dat ze wel degelijk mijn emotie kan invoelen, maar het gesprek stokt enorm. Daar spreek ik Anna dus op aan.’
Faassen: ‘Die vrouw met Tweety-tieten vond ik terloops op het web. Haar tekst komt uit mijn koker, want die vond ik goed bij haar passen. Er worden echt veel leuke dingen gedaan op sociale media, maar in bepaalde periodes is het ondoenlijk om het kaf van het koren te scheiden. Er is dan zoveel zooi! Mensen hebben geen remmingen meer.’
Het merendeel van het materiaal in het boek stond eerder in onder andere Vrij Nederland, Volkskrant Magazine en de VPRO Gids, waarvoor Faassen tot de recente restyling elke week een beeldcolumn over media maakte. ‘Nee, ik vond het niet erg dat het stopte. Iedere week zo’n beeldcolumn maken is immers een hele opgave en moeilijker dan een illustratie. Ik vind mijn werk leuk, maar niet zo leuk dat ik helemaal in elkaar krimp als zo’n plek dan verdwijnt. Bovendien gaf het weer ruimte voor andere dingen.
Zelf moet ik lachen om onbedoeld grappige dingen, zoals de found footage-filmpjes van DWDD. Ik geloof niet dat mensen hard lachen om mijn werk, maar meer dat ze glimlachen. Een tennisleraar van me had laatst mijn boeken weer gelezen en zei: “Pijn in mijn buik, hoor!” Nou, daar snap ik helemaal niks van. Maar dat heeft ook gewoon met mezelf te maken, ik lach zelden hardop.’