Journalist Iris Pronk, moeder van twee dochters van zes en vier jaar, schreef Waarom ik geen strenge moeder ben (en dat wel zou willen zijn).

Er was een opvoedcursus voor nodig in een buurthuis in Amsterdam-Noord. ‘Een haveloze ruimte, gevuld met formicatafels en de geur van linzensoep. Daar vroeg ik me voor het eerst af: wat voor ’n moeder ben ik eigenlijk?’ Van het antwoord schrok Iris Pronk, journalist bij dagblad Trouw en moeder van twee dochters van zes en vier jaar. Die cursus opvoeden, die ze volgde voor de krant, leerde haar namelijk dat ze bovengemiddeld toegeeflijk was. Hoe kwam dat, en kon ze daar iets aan veranderen? Op die vragen probeert ze een antwoord te vinden in een leuk, interessant en herkenbaar boek: Waarom ik geen strenge moeder ben (terwijl ik dat wel zou willen zijn).
Haar boek gaat niet zozeer over verwennen, alswel over te vaak toegeven. De scheidslijn daartussen is flinterdun. Want verwennen kan op veel manieren en gebeurt vaak uit liefde. Wat voor type verwenner is Iris Pronk? Een materiële, een emotionele of een hulpvaardige?

Iris Pronk: ‘Ik ben vooral erg toegeeflijk. Ik begin met nee en dat verwatert al gauw in ja. Ik ben geen materiële verwenner, hoewel ouders zoals ik, die een goeie baan hebben en hoogopgeleid zijn, waarschijnlijk allemaal wel een beetje materieel verwennend zijn. Maar ik ben dat zeker niet extreem. Behalve als het bijna Sinterklaas is. In eerste instantie heb ik heel nuchter besloten dat de kinderen elk drie of vier cadeaus krijgen. Eén heel leuk ding, en verder een kleurboek, of glitterstiften, of een legging. Ik heb voor allebei een mooi uitgebalanceerd pakket, maar een paar dagen van tevoren raak ik in paniek omdat ik bang ben dat ze teleurgesteld zullen zijn. Dat is zuiver emotioneel, want ik weet dat het flauwekul is. Mijn kinderen zijn hartstikke blij met glitterstiften. Het is de innerlijke opdracht om mijn kinderen gelukkig te maken. Ik wil dat dit een verpletterend leuke Sinterklaas wordt, de leukste Sinterklaas die ze maar konden bedenken, en ineens heb ik het waanidee dat de sleutel daarvoor ligt in het type cadeautjes. Maar los van deze emotionele uitbarstingen die ik wel eens heb voor een verjaardag of Sinterklaas, ben ik niet zo’n materiële verwenner.’

Zwichten
‘Dat hulpvaardige heb ik ook niet, maar dat heeft mijn vriend. Ik wil niet teveel met het vingertje naar hem wijzen, want hij is een geweldige vader, maar hij is van ons tweeën de beschermende ouder. Van hem mogen ze niet op enge randjes balanceren en hij zou graag zien dat ze met een helmpje op fietsen. Ik verwen vooral door vaak te zwichten voor wat mijn dochters willen. Als mijn oudste dochter me bijvoorbeeld vraagt of haar vriendinnetje mag blijven logeren, dan zeg ik: “Nee, dat vind ik geen goed idee, want het is midden in de week en je bent net ziek geweest. En zo komt er weer niks van viool spelen, dus laten we dat maar een keertje in het weekend doen.” Zij is dan enorm teleurgesteld en op dat moment begin ik te twijfelen. Zijn mijn argumenten om dit niet goed te vinden wel zo sterk? Moet ik hier nou zo’n punt van maken? Ben ik nu niet heel flauw bezig? En dan ga ik wel eens door de knieën. Dat gebeurt mij gemiddeld vaker dan andere ouders.
Dat is deels een persoonlijkheidskwestie. Maar het is ook iets typisch Nederlands. Het is niet wetenschappelijk vastgesteld dat Nederlandse ouders toegeeflijker zijn, maar het is wel zo dat Nederlandse ouders heel dichtbij hun kinderen staan. Er is weinig hiërarchisch verschil. Wij zijn erg van het polderopvoeden en we betrekken onze kinderen nadrukkelijk in de besluitvorming.

Vijfjescultuur
Een andere oorzaak voor die toegeeflijkheid is de collectieve opdracht die wij onszelf hebben gesteld: onze kinderen moeten gelukkig zijn. We willen ze een gelukkige jeugd bezorgen, en we willen dat ze later gelukkig worden. Dat is begonnen in de jaren zeventig, toen onze ouders van hun voetstuk afstapten en hun kind erop zetten. Daarin zijn wij nog een stap verder gegaan. Natuurlijk willen alle ouders dat hun kind gelukkig wordt, maar de manier waarop je dat invult, is wel verschillend. Die Aziatische tijger-
ouders willen vooral dat ze gelukkige volwassenen worden. Dat word je door ontzettend goed je best te doen en mooie diploma’s te halen. Dat vinden wij veel minder belangrijk. Een collega van mij bij de krant heeft wel eens een stuk geschreven over de Nederlandse vijfjescultuur. Een 5,5, dat is afgerond een zes en veel ouders vinden dat prima. Zolang hun kind maar aan schooltoneel doet, in een bandje speelt, veel vrienden heeft en lekker in z’n vel zit.’

Gezonde ego’s
‘De vraag wat voor soort volwassenen dit opvoedmodel gaat opleveren, is ontzettend moeilijk te beantwoorden. Er zijn enorme doemdenkers, zoals Willem de Jong [schrijver van Het verwende kind syndroom, die ook in de thema-avond aan het woord komt]. Ik denk dat hij te somber is. Natuurlijk zijn er kinderen die uitgroeien tot volwassenen die niet tegen frustraties kunnen en die daardoor ontzettend op hun bek gaan. Maar ik denk dat kinderen elkaar wel scherp houden in de jungle van het klaslokaal.
Onze kinderen zijn de gelukkigste ter wereld, blijkt uit onderzoek van Unicef. Ze zijn ook heel blij met hun ouders, die geven ze gemiddeld een negen. Ik denk dat we ze opvoeden tot assertieve, stevige kinderen met gezonde ego’s en dat we alleen maar kunnen hopen dat die ego’s gezond blijven en dus niet te groot worden, zodat die gelukkige kinderen uitgroeien tot gelukkige volwassenen. Autonomie en sociale intelligentie zijn eigenschappen die je nodig hebt in de moderne meerkeuzemaatschappij. Met een opvoeding die assertiviteit en zelfstandigheid benadrukt, is de kans groot dat we ons doel bereiken.’