Holland Doc: Immer Fernweh
Nederland 2, 22.45-23.30 uur
Het Duitse ‘Fernweh’ laat zich, net als het Engelse ‘spleen’, in het Nederlands niet in één woord vangen. Het gaat, als tegenhanger van heimwee en nostalgie, om het onbestemde, romantische verlangen naar de einder, naar verre oorden. Want achter de horizon, daar gebeurt het allemaal – wat dat ook zijn moge. ‘Fernweh’ is in elk geval meer dan alleen reislust.
In Immer Fernweh, over de (Oost-)Duitse kunstenares Johanna Kaiser (1912-1991), wordt het begrip vertaald met ‘verte-pijn’. Peter Delpeut kreeg voor zijn film vorig jaar een Gouden Kalf in de categorie Beste Korte Documentaire.
Immer Fernweh gaat over een onvervuld gebleven bestaan, een deels gemankeerd kunstenaarsleven. Het portret van Johanna Kaiser wordt op chronologische en ogenschijnlijk simpele wijze in vijf hoofdstukken opgebouwd, aan de hand van foto’s en archiefmateriaal, door actrice Ursula Werner voorgelezen fragmenten uit haar brieven en dagboeken, uitspraken en getuigenissen van familieleden en tijdgenoten die ook in beeld worden geprojecteerd. En vooral door haar schilderijen, fantasiebloemen in uitbundige kleuren en dromerige landschappen, die, steeds op dezelfde schildersezel geplaatst, aan het oog voorbijtrekken. Een en ander roept knap en kunstig de gemoedstoestanden op waarmee de hoofdpersoon behept was: hartstocht, weemoed en verlangen – Fernweh.
Johanna Kaiser groeide op in een Saksisch dorp, in een milieu waarin vrijheidsdrang en kunstzinnigheid geen pas gaven; het werd huishoudschool in plaats van dansschool. Ze trouwde jong, een mooie, zinnelijke vrouw. Ze bleef bij haar Friedrich, die in 1947 uit Russische krijgsgevangenschap was teruggekeerd en haar niet kon geven wat ze wou. Schilderen bood compensatie. Pas na zijn dood in 1975 kwam haar talent tot volle ontplooiing. Ze was autodidact, al in de zestig, maar schilderde alsof ze iets moest inhalen. Haar werk haalde de Staatsgalerie in Oost-Berlijn en ze stond op de kandidatenlijst voor Documenta IX, maar overleed een jaar later.
Immer Fernweh gaat over een onvervuld gebleven bestaan, een deels gemankeerd kunstenaarsleven. Het portret van Johanna Kaiser wordt op chronologische en ogenschijnlijk simpele wijze in vijf hoofdstukken opgebouwd, aan de hand van foto’s en archiefmateriaal, door actrice Ursula Werner voorgelezen fragmenten uit haar brieven en dagboeken, uitspraken en getuigenissen van familieleden en tijdgenoten die ook in beeld worden geprojecteerd. En vooral door haar schilderijen, fantasiebloemen in uitbundige kleuren en dromerige landschappen, die, steeds op dezelfde schildersezel geplaatst, aan het oog voorbijtrekken. Een en ander roept knap en kunstig de gemoedstoestanden op waarmee de hoofdpersoon behept was: hartstocht, weemoed en verlangen – Fernweh.
Johanna Kaiser groeide op in een Saksisch dorp, in een milieu waarin vrijheidsdrang en kunstzinnigheid geen pas gaven; het werd huishoudschool in plaats van dansschool. Ze trouwde jong, een mooie, zinnelijke vrouw. Ze bleef bij haar Friedrich, die in 1947 uit Russische krijgsgevangenschap was teruggekeerd en haar niet kon geven wat ze wou. Schilderen bood compensatie. Pas na zijn dood in 1975 kwam haar talent tot volle ontplooiing. Ze was autodidact, al in de zestig, maar schilderde alsof ze iets moest inhalen. Haar werk haalde de Staatsgalerie in Oost-Berlijn en ze stond op de kandidatenlijst voor Documenta IX, maar overleed een jaar later.