Politiek theater is terug van weggeweest, laat de Franse theatermaker Mohamed El Khatib zien. In Stadium weeft hij het sociale patroon van een Noord-Frans mijnwerkersstadje met sensibele hand door de getuigenissen van 53 voetbalsupporters.

Tatatataaaa! In polonaise door de theaterfoyer, de pomponmeisjes van de majorette voorop. Het is ongetwijfeld voor het eerst in het serene in het groen gelegen theater aan de rand van het Franse Nantes, maar regisseur Mohamed El Khatib krijgt het voor elkaar. In Stadium zet hij 53 voetbalsupporters op het toneel en in de zaal tussen het theaterpubliek, met voetbaltenue, clubvlag en al. En dan is het bal. Op het verder kale toneel staat behalve een voetbaltribune ook een rijdende snackbar, die in de pauze het luik opengooit zodat spelers en publiek friet en bier kunnen halen.

De supporters komen uit Lens. Een onooglijk voormalig mijnwerkersstadje vlak onder Lille met een hoge werkeloosheidgraad waaraan ook de dependance van het Louvre die hier in 2012 opende weinig heeft veranderd. In 1998 werd Lens Franse landskampioen, daar teert de supportersgemeenschap nog steeds op. Als het leven weinig perspectief biedt, moet men zijn successen koesteren, ook al zijn het die van weleer.

Het stuk, gemaakt door en met locals, nagenoeg zonder echte acteurs, is een mix van interviews, archiefmateriaal en happening, met mensen die om beurten de microfoon pakken om te getuigen over hun leven in Lens, hun liefde voor voetbal en de betekenis daarvan. Zo weeft Stadium verhaal voor verhaal het sociale patroon van de inwoners van deze Franse plaats, hoog en laag door elkaar. Alle verhalen staan opgetekend in het bijbehorende boek van de voorstelling dat opent met een paginalange tirade door El Khatib geschreven als één lange zin die eindigt met een statement over de betekenis van theater: ‘Als we geen theater maken met de bedoeling om de ander te ontvangen, kunnen we beter wat anders gaan doen.’ Hoogtepunt is Monsieur Drapeau (vlag), voornaam Georges. Zijn moeder is nu twintig jaar dood. Ze had niks met voetbal. Maar voor haar zoon naaide ze een vlag, een vlag van liefde. Het kostte haar drie jaar om hem te maken. We krijgen het verhaal te horen onder ritmisch vaandelzwaaien met de bewuste vlag op Vivaldi, waar zijn moeder zo van hield. Een mooi meditatief moment in een avond vol olé.

Stadium

Mohamed El Khatib

Stadsschouwburg Amsterdam

Zaterdag 16 juni 20.30 uur, zondag 17 juni 15.00 uur

Meer info

Polonaise

‘De polonaise is natuurlijk een cliché, maar ik vind het geniaal dat het gebeurt,’ zegt El Khatib daags na de voorstelling in Nantes, die het stuk aandoet tijdens de Franse tournee voor het naar Nederland komt. ‘Iemand zei tegen me dat hij zich dankzij deze avond heeft verzoend met het toneel. De volgende keer gaat hij misschien wel naar Andromède. Ik houd ervan om in theater ontmoetingen te ensceneren tussen mensen die elkaar anders niet hadden ontmoet. Het stadion is een van de weinig plekken waar iedereen komt, dat vind ik er mooi aan. Dokter, advocaat en schoonmaker, gedurende anderhalf uur vallen ze elkaar bij elk doelpunt in de armen. Als het daar kan, waarom dan niet in het theater?’

De regisseur doet zelf ook mee in Stadium. Waarom? ‘Zodat de spelers niet de enigen zijn die risico nemen. Worden er tomaten gegooid, dan ook naar mij.’ Hij heeft het over spelers, niet acteurs. ‘Dit gaat niet over acteren. Goed of slecht acteren is ook niet aan de orde, dat interesseert me niet. Ik wil dat ze zichzelf zijn. Enfin, dat ze er echt zíjn.’

Terugkijkend zou je kunnen zeggen dat alles in het leven van Mohamed El Khatib leidde naar het theater. Hij groeide op als kind van de arbeidersklasse in een gezin met Marokkaanse ouders voor wie theater een vies woord was en een beroep van laag allooi – van de familie zijn alleen zijn twee zussen zijn weleens komen kijken. De bescheiden middelen in combinatie met de taalachterstand van de ouders vergrootten de afstand van het gezin tot de rest van de Franse samenleving, wat de jonge El Khatib haarscherp aanvoelde. Het wakkerde zijn politiek bewustzijn aan. Fanatiek straatvoetballertje vanaf het begin schopte hij het tot universitair student literatuur en sociologie, en later tot docent. Hij is een zelfverklaard aanhanger van de Franse socioloog Bourdieu, die de term cultureel kapitaal muntte en een beroemde theorie ontwikkelde over smaak als manier om je van anderen te onderscheiden.

Mohamed El Khatib: ‘Dokter, advocaat en schoonmaker, gedurende anderhalf uur vallen ze elkaar bij elk doelpunt in de armen. Waarom niet in het theater?’

Sociologiepapers

Toen Khatib het theater ontdekte, zag hij daarin al gauw een middel om groepen uit verschillende klassen in gesprek te brengen. ‘Waarom saaie sociologiepapers schrijven die niemand leest?’ zegt hij. El Khatibs plaats was niet tussen de boeken, maar tussen de mensen. Zijn eerste ervaring deed hij op met jongerentheater. ‘Ik ging werken met jongeren die nog nooit in het theater waren geweest. Hoe kunnen we hen erbij betrekken? Zelf genoot ik van toneelvoorstellingen, maar ik realiseerde me dat een groot deel van de bevolking nooit een voet in het theater zet. Net zomin als in musea. Theater zou een democratische plek moeten zijn, maar dat is het niet, het is bourgeois, iets van de middenklasse.’ Welke theatermakers spraken hem aan? ‘Jan Fabre bijvoorbeeld. Ivo van Hove bewonder ik in technische zin, maar zijn liberale discours vind ik discutabel. In feite is het een reactionaire vorm van theater, want het mist een politieke dimensie. Het zet niks in gang.’

Schoonmaakster

Stadium is in de lijn met het eerdere werk van El Khatib, die debuteerde met een theaterstuk over een schoonmaakster en daarna een met een Franse prijs bekroonde toneeltekst schreef over de dood van zijn moeder. ‘Toen ze in het ziekenhuis lag, ben ik de gesprekken met haar gaan opnemen. Ze werden de basis voor mijn stuk. Ik ben er voorstander van om mensen zelf te laten praten, in plaats van over hun hoofden heen.’ Zo vond de regisseur de documentaire stijl die nu zijn handelsmerk is. De gesprekken die hij voert als sociologisch veldwerk vormen het uitgangspunt waaraan hij vervolgens theatrale middelen toevoegt. ‘Ik wil niet puur documentair werken. De onderklasse zie je te vaak alleen in het journaal. Het was Godard die zei dat ook de onderklasse recht heeft op fictie, op verhalen. Ook in Stadium is niet alles waar wat je hoort of ziet. Soms vertellen ze het net wat mooier dan het was, waarom niet. Al moest ik ze er wel eerst van overtuigen dat dat kon. Mág dat dan, vroegen ze. Natuurlijk mag dat. Ik zie het theater als strafschopgebied: een plek waar we een begane fout kunnen repareren.’