Terwijl Jurgen Bey achter zijn fornuis warme melk in een steelpannetje opschuimt, vertelt hij over Ommen, waar hij opgroeide, en de roemruchte bar dancings van zijn ouders, Route 66 en de Tronk. Van heinde en verre kwamen de bonken in hun leren jackies aangetuft, in de omgang soms verschrikkelijk lomp. Maar toen vader Bey overleed en ze kwamen condoleren, waren sommigen niet in staat de familie in de ogen te kijken. ‘Kolenschoppen van handen en intussen een en al zachtheid,’ zegt Bey, die buiten voor de keukendeur, waar een lintengordijn de vliegen moet tegenhouden, uit zijn klompen is gestapt.
Begin dit jaar was hij met zijn twee broers en zijn moeder uitgenodigd op de reünie van de voormalige bezoekers van het ‘Sodom en Gomorra’ van Ommen. En wat blijkt? ‘Zoveel jaar later zitten ze allemaal in het verenigingsleven. Dat drinkhol van zogenaamd gevaarlijke hardrockers was de perfecte sociale leerschool, besef je dan.’
‘Fijn’ vindt hij dat. Hij kijkt ernaar met de blik van de conceptueel ontwerper die hij is: eerder iemand die gedrag en sociale settings bestudeert en een verháál vertelt dan een afgemeten spullenmaker. Jurgen Bey vraagt zich af wat de kracht is van een specifieke plek en laat zich daardoor inspireren.