Productontwerper Jurgen Bey, bekend van de Boomstambank en de Oorstoel, tevens directeur van het Sandberg Instituut, bekleedt dit jaar het ambassadeurschap van de Dutch Design Week.

Terwijl Jurgen Bey achter zijn ­fornuis warme melk in een steelpannetje opschuimt, vertelt hij over Ommen, waar hij opgroeide, en de roemruchte bar dancings van zijn ouders, Route 66 en de Tronk. Van heinde en verre kwamen de bonken in hun leren jackies aangetuft, in de omgang soms verschrikkelijk lomp. Maar toen vader Bey overleed en ze kwamen condoleren, waren sommigen niet in staat de familie in de ogen te kijken. ‘Kolenschoppen van handen en intussen een en al zachtheid,’ zegt Bey, die buiten voor de keukendeur, waar een lintengordijn de vliegen moet tegenhouden, uit zijn klompen is gestapt. 
Begin dit jaar was hij met zijn twee broers en zijn moeder uitgenodigd op de reünie van de voormalige bezoekers van het ‘Sodom en Gomorra’ van Ommen. En wat blijkt? ‘Zoveel jaar later zitten ze allemaal in het verenigingsleven. Dat drinkhol van zogenaamd gevaarlijke hardrockers was de perfecte sociale leerschool, besef je dan.’
‘Fijn’ vindt hij dat. Hij kijkt ernaar met de blik van de conceptueel ontwerper die hij is: eerder iemand die gedrag en sociale settings bestudeert en een verháál vertelt dan een afgemeten spullenmaker. Jurgen Bey vraagt zich af wat de kracht is van een specifieke plek en laat zich daardoor inspireren. 

De Boomstambank

Leergraag

De basisschool – ‘lagere school’, zegt hij – daar wil hij iets mee, ontwerptechnisch en meer dan dat. ‘Alles zit er nog bij elkaar. Het is de plek waar de maatschappij nog het meest compleet aanwezig is, dat vind ik interessant.’ Op dezelfde manier is hij onder de indruk van het bezinestation, de meest democratische aller plekken. De ­gebutste oude Kadett staat er naast de ­gepoetste Rolls. ‘Terwijl olie eigenlijk zo’n lelijk product is.’ En de campus, ook zoiets. Hij zou graag een andersoortige campus ontwerpen, met een status aparte, waar studenten zich nog even niet hoeven te ‘positioneren in de zogenaamde werkelijkheid’, maar zich optimaal en met volle aandacht kunnen onderdompelen in de ‘dure machine’ die onderwijs is.
En ja, die Ommense leerschool geldt natuurlijk net zo goed voor hem. Daar, in die bijzondere omgeving, heeft hij zo goed leren kijken. Een leergrage bèta die van probleemoplossen hield en bij toeval op de Academie voor Industriële Vormgeving belandde, de voorloper van de Design Academy. Zijn Boomstambank uit 1999, een boomstam met drie bronzen stoelleuningen erop geschroefd, vertegenwoordigt één kant van het – brede – spectrum waarin hij opereert. Aan de andere kant is er de Oorstoel die hij in 2002 voor verzekeraar Interpolis ontwierp: een werkplek waarin je je ook in een open ruimte kunt afschermen.
Met echtgenote Rianne Makkink, de andere naamgever van Studio Makkink & Bey, woont hij een deel van de week in een boerderij in de Noordoostpolder en de andere dagen op een etage in Rotterdam in de nabijheid van hun studio. Zo kwamen we op Ommen: nooit van zijn leven zou hij in een rijtjeshuis willen wonen. Maar hij kan zich er ook geen voorstelling van maken omdat hij niet weet wat het is. Zo’n lawaaiige uitgaansgelegenheid had immers de ruimte nodig.
De melk wordt in een kannetje gegoten en we stappen weer naar buiten, waar kippen, hanen en ganzen in loepzuiver namiddaglicht in het gras scharrelen. ‘Hebben we alles?’ De blauwe schort gaat af en aan tafel in de schuur zal het veelal gaan over ‘een positie innemen’ en ‘kritisch zijn zonder te oordelen’. De grote schuifdeuren blijven open en als er een roofvogel overvliegt, stelt hij terloops vast: ‘Dus daarom zijn de kippen onrustig.’

De boerderij in de Noordoostpolder

Ongebreideld

Jurgen Bey, die samen met Makkink dit najaar het ambassadeurschap van de Dutch Design Week in Eindhoven voor zijn rekening neemt, is sinds 2010 directeur van het Sandberg Instituut, de masteropleiding van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Zo’n opleiding vindt hij, naast de studio, ‘echt de leukste plek om te zijn’. Niet omdat hij het zelf allemaal zo goed weet en dat graag wil doorgeven. Ach welnee, wuift hij weg. Eerder had hij het over ‘ruimte maken om de aandacht op de juiste plek te krijgen’. Dat ging over zijn voorzitterschap van de jury van de BNI-prijs, de prijs voor aanstormend talent van de Beroepsvereniging Nederlandse Interieurarchitecten. Opzettelijk en enigszins overdreven had hij zich daar ‘als een Ard Schenk’ opgesteld, een figuur die indertijd voorop liep, maar intussen door de mogelijkheden van de tijd en de specifieke talenten van de jonge generatie is ingehaald. Zoals zo’n prijs een mooie gelegenheid is om het over de stand van zaken in het vak te hebben, zo is het kunstonderwijs een fantastische plek voor ongebreideld uitproberen en eindeloze discussies. Naar eigen zeggen is hij trouwens ‘niet belerend, wel een dominee’.
Supergeschikt dus voor de Dutch Design Week Collegetour waar hij op 18 oktober in gesprek gaat met studenten aan de hand van lichtbeelden. Wat hij laat zien? ‘Eh, nog geen idee.’ Evenmin weet hij wat hem te wachten zal staan gedurende de socratische talkshow The (im)possibility of (re)designing the self. Vragende blik. ‘Wát zeg je?’ 

De oorstoel

Onhandigheid

Er wordt iets van wrevel zichtbaar. Hij wil er best wat duidelijker over zijn: een puur representatieve rol is aan hem niet besteed. Sterker: hij vindt dat het in onze maatschappij in het algemeen en in de kunsten in het bijzonder al veel te veel over ‘representatie’ gaat. Van hem moet deelname aan zo’n event wel iets in beweging zetten, genereren is het woord dat hij gebruikt, en dus had hij een tentoonstelling over Europa willen maken. ‘In deze tijd is het nodig een positie in te nemen over Europa.’
Hij heeft er het nodige werk in gestopt, maar uiteindelijk kon de tentoonstelling niet doorgaan. ‘Door onhandigheid van ons en onhandigheid van de organisatie.’ En net als je begint te denken dat de Dutch Design Week hem misschien gestolen kan worden, klinkt er een heel ander geluid. Want wat ze in Eindhoven voor elkaar hebben gekregen, met zo’n internationale uitstraling, vindt hij geweldig. Bovendien krijgt hij nu eindelijk weer eens de kans om veel te zien. ‘Er is altijd zoveel te zien, te veel eigenlijk.’ Daar gaat hij nu uit­gebreid de tijd voor nemen. 
Het lijkt Jurgen Bey ten voeten uit: onder de werkelijkheid gaan meer waarheden schuil en waarom zou je doen alsof dat niet zo is? In Eindhoven zal hij ongetwijfeld een lans breken voor design als autonome kunstvorm. Eigenlijk is zijn manier van kijken en werken literair, zegt hij. Zijn Boomstambank en Oorstoel zijn in wezen ook helemaal niet zo verschillend. Bey voelt zich een schrijver die uitgebreid research doet en een verhaal vertelt. Dat het ene in een museum belandt (‘Poëtisch wil niet zeggen dat het franje is’) en het andere in een kantoor, is de uitkomst waarvan hij in eerste aanzet geen benul heeft.
 

Interieur De Rotterdam

In Parijs gaf hij onlangs een workshop in het kader van de leerstoel Ecodesign die koffiefabrikant Nespresso daar financiert. Twee studenten kwamen met een voorstel voor het hergebruik van koffiedrab, een ander had zich in de sociale betekenis van het koffiehuis verdiept en een volgende had een dansachtig filmpje gemaakt van het bedienen van een koffieautomaat.
De aanwezige Nespressomensen waren teleurgesteld: slechts twee studenten hadden zich aan de opdracht gehouden. Jurgen Bey was perplex: juist dat filmpje vond hij schitterend. Toch is hij ervan overtuigd dat zijn manier van kijken de toekomst heeft. Na de wetenschap en de economie is de cultuur aan zet, hij weet het zeker. ‘Het is tijd voor fuzzy logic.’