Welnee, tuurlijk niet. Het Europa van 1914, zo gaat het verhaal, was een kruitvat dat op springen stond. Rond de eeuwwisseling volgden oorlog na oorlog elkaar op. Nieuwe grenzen werden getrokken. Frankrijk en Duitsland zaten elkaar voortdurend in de weg. Napoleon werd kampioen landje-veroveren.
Vooral de Balkanregio was instabiel. Hier droomden minderheidsgroepen van nationale zelfbeschikking terwijl andere inwoners, zoals Princip, hun land juist wilden vergroten tot wereldmachtproporties. Europa bestond uit een bij elkaar geraapt zootje landen, geregeerd door heersers die inspeelden op de instabiliteit om hun eigen politieke, economische en ideologische belangen te dienen. Niet heel anders dan Europa vandaag de dag, eigenlijk.
Bovendien waren deze Europese landen met elkaar verstrikt in een systeem van allianties. Frankrijk, Rusland en Engeland hadden een verbondje gesloten: in geval van oorlog zouden zij elkaar bijstaan. Alle drie waren ze namelijk bang voor het grote, machtige Duitsland, dat wapens maakte bij de vleet. Duitsland had weer een verbond met Oostenrijk-Hongarije en Italië. De balans tussen deze twee sterke allianties zou de vrede in Europa moeten bewaren.
Dat ging best aardig. Totdat de kogels van de Serviër Princip de aartshertog doodden. Oostenrijk-Hongarije beschuldigde Servië van medeplichtigheid en verklaarde de oorlog, waarop Rusland weer besloot Servië te hulp te schieten.
Nu had het machtige Duitsland natuurlijk Oostenrijk-Hongarije rugdekking beloofd. Maar de escalatie kwam Duitsland eigenlijk ook wel goed uit. Het voelde het zich al langer omsingeld door Engeland, Frankrijk en Rusland en had een sluwe strategie uitgestippeld om uit deze dwangbuis te kunnen breken: het Von Schlieffenplan. Zodra een goede gelegenheid aanbrak, bedacht Generaal von Schlieffen, zou het Duitse leger Rusland en Frankrijk tegelijk kunnen binnenvallen.