Nee, het lag allemaal iets ingewikkelder. Ten eerste waren er de persoonlijke beslommeringen van Karel de Tiende. Het Frankrijk van 1830 had heel wat achter de rug: na het instorten van Napoleons keizerrijk was het land nu weer een monarchie, inclusief een autoritaire vorst aan het hoofd. De Fransen, met de revolutie nog vers in het geheugen, zat dit eenmansbewind niet lekker. Een overwinning in Algerije, zo hoopte Karel, zou zijn aanzien bij het volk laten stijgen.
Ook kwam het idee om Algerije te koloniseren niet zomaar uit de lucht vallen. Vanaf de vroege zestiende eeuw was Frankrijk al druk bezig een groots koloniaal rijk op te bouwen. En de Fransen waren niet de enigen met expansiedrift. Ook de Britten, de Spanjaarden en de Nederlanders veroverden er flink op los. Deze grootmachten beweerden dat zij de morele taak hadden om ‘onderontwikkelde’ gebieden op te voeden. Racisme? Zij vonden van niet: ze bewezen de ‘inboorlingen’ juist een dienst. Die konden heel wat leren van de superieure westerlingen, zo was het idee.