Het woord genius (genie) zou je eigenlijk moeten vervangen door scenius, bedacht muzikant en producer Brian Eno een aantal jaren geleden. Want creatieve doorbraken, wetenschappelijke ontdekkingen en technologische uitvindingen zijn zelden het product van een eenzaam genie. Het gaat om de juiste scene, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, en waar nieuwe ideeën, kunsten en uitvindingen ontstaan.
De mythe van het eenzame genie is hardnekkig, maar bij nadere inspectie bijna altijd fout. Het levert natuurlijk prachtige verhalen op: Newton die in zijn tuin zat en op eigen houtje de zwaartekracht ontdekte toen hij een appel op zijn hoofd kreeg; Archimedes die zijn wet ontdekte toen hij in zijn eentje in bad zat (‘Eureka!’). Maar zulke verhalen laten de talloze gesprekken en correspondenties buiten beschouwing die de heren eerder moeten hebben gevoerd.
Hoe essentieel de uitwisseling van ideeën is, hebben meerdere boeken de afgelopen jaren belicht. Nee, de Verlichting is niet te danken aan individuen die in eenzaamheid filosofische bouwwerken construeerden, schreef Steven Johnson in Where Good Ideas Come From. Die eer komt de Britse koffiehuizen toe, waar mensen elkaar spraken en samen tot nieuwe inzichten kwamen.
In de wetenschap is het niet anders, schreef de Groningse wetenschapspsycholoog Pieter van Strien in De psychologie van de wetenschap. Daarin laat hij zien hoe bijzondere ideeën in de wetenschap in de regel ontstaan dankzij de samenwerking tussen mensen met elk hun eigen, specifieke talenten; dat alles afgemaakt met – niet onbelangrijk – een snufje toeval.
Zelfs een grote omwenteling als het inzicht dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom was niet een radicaal inzicht dat Copernicus op eigen houtje uitdokterde, maar de opeenstapeling van vele denkstapjes waar velen hun bijdrage aan leverden.