Ter illustratie van dit verhaal zoeken we naar beeld van gewapende strijders van Islamitische Staat in Syrië en Irak. Er zijn Nederlandse fotografen in die regio geweest, eens kijken of er bij Nederlandse persbureaus IS-beeld te vinden is. Maar niets. Alleen algemeen oorlogsbeeld van voor de strijd om het kalifaat. Toch staan de kranten vol met foto’s van IS-strijders, waar halen die dat beeld dan vandaan? Dat komt van internationale persbureaus, leren we van Gabriel Eisenmeijer, beeldredacteur bij de Volkskrant. Reuters en ap distribueren beeld van IS zelf of van lokale activisten in Raqqa, de hoofdstad van het kalifaat. Als onafhankelijke westerse fotograaf en journalist het gebied in trekken om met eigen ogen het nieuws te verslaan staat gelijk aan zelfmoord; dat doet niemand meer. De regio staat in brand, maar de onafhankelijke blik ontbreekt. Ons beeld wordt bepaald door de partijen die direct bij het conflict betrokken zijn: de propagandamachine van IS en de activisten.
Zelfs de meest doorgewinterde oorlogsjournalist zet geen voet in het kalifaat in Syrië en Irak. De rol van de verslaggever is er drastisch veranderd: van onafhankelijk waarnemer tot rechtstreeks doelwit.
Fotograaf Jeroen Oerlemans, die meer dan tien jaar werkzaam is in conflictgebieden, waaronder Syrië, begrijpt de pragmatische oplossing van persbureaus om de westerse honger naar beeld te stillen. Het is wel dubieus, vindt hij: ‘Persbureaus krijgen beeld van IS, verspreiden dat en krijgen er vervolgens geld voor.’ Toch denkt hij er zelf niet over om een retourtje Syrië te boeken voor een zelfgemaakte prent. In 2012 is hij er een week gegijzeld geweest, de recente onthoofdingsbeelden van James Foley en Steven Sotloff kwamen dan ook keihard aan: ‘Ik kende Foley persoonlijk. Er was zelfs sprake van dat we samen naar Syrië zouden gaan. Dat ik niet ben gegaan, is de beste beslissing van mijn leven geweest. Ik had ook in dat filmpje kunnen zitten.’
apotheose
De laatste jaren worden steeds meer journalisten gegijzeld en gedood. Tot nu toe stierven er volgens de gegevens van Reporters Without Borders al 51, in 2002 ‘slechts’ 25. Oerlemans: ‘Journalisten gijzelen is een trend die de laatste tien jaar is ingezet en nu zijn apotheose bereikt.’ Waarom is verslaggeving in oorlogsgebieden zoveel gevaarlijker geworden? Het vak is natuurlijk altijd risicovol geweest, alleen al door daar te zijn waar de bommen en kogels vallen. Toch is er een paradigmaverschuiving. Tot voor kort kon de westerse verslaggever als onafhankelijk waarnemer opereren. ‘Journalisten verkeerden lang in de veronderstelling dat ze boven de partijen stonden, ‘dat we met onze goede bedoelingen en onze objectieve berichtgeving een variant op Rode Kruis waren en ook als zodanig door strijdende partijen erkend zouden worden,’ zegt Oerlemans.
‘Zolang je geen partij bent in het conflict, en dat waren we als Nederlanders bijna nooit, hadden de strijders een belang bij buitenlandse media,’ weet Nieuwsuur-verslaggever Jan Eikelboom, die vanaf begin jaren negentig in oorlogsgebieden werkt. Het was in hun belang om hun kant van het verhaal zo goed mogelijk de wereld in krijgen. ‘Ik stapte vaak letterlijk frontlijnen over,’ herinnert Eikelboom zich, ‘iedereen wilde me zijn verhaal vertellen.’
guerrillabeweging
Die neutraliteitsillusie kun je nu terzijde schuiven. ‘Voor IS zijn we de ideologische vijand: westers, dus verderfelijk,’ stelt Eikelboom. Aldus is de westerse journalist rechtstreeks doelwit geworden. Niet om het vak dat hij uitoefent, maar omdat hij onderhand de enige westerling is die in het gebied rondloopt.
Schrijvend journaliste Judith Spiegel was vier jaar geleden in Syrië. Er liepen toen enorm veel buitenlanders rond, herinnert ze zich wanneer we haar via Skype in haar huidige standplaats Koeweit spreken. Toeristen, buitenlandse studenten, er gingen zelfs Kras-vakanties naar toe. Spiegel: ‘Nu niet meer, het is een oorlogsgebied, dus de enige westerling die er over straat loopt is vaak journalist. Hulpverleners komen er ook in steeds mindere mate.’
Baat bij goede publiciteit in westerse media hebben de strijdende partijen in Syrië en Irak niet meer. IS hoeft geen goede indruk te maken op het buitenland. Eikelboom: ‘IS hoeft alleen de eigen achterban aan te spreken en daar hebben ze geen westerse media bij nodig, want ze hebben een zeer professionele media-afdeling. Hun filmpjes zien er gelikt uit.’
De aard van het huidige conflict in het kalifaatgebied verschilt ook nogal van een traditionele oorlog. Bij een conflict tussen staten is het not done om objectieve waarnemers de nek om te draaien. ‘Als je dat al doet, doe je het niet op een in het oog springende manier, want geen enkel staatshoofd wil zo’n moord aan zijn naam hebben kleven,’ zegt Oerlemans. ‘IS pretendeert weliswaar een staat te zijn maar opereert als guerrillabeweging en hoeft geen rekening te houden met interstatelijke geloofwaardigheid en diplomatie. Ze hoeven door niemand serieus genomen te worden. Hun enige doel is verschrikking en terreur teweegbrengen.’
ticket naar de dood
Daarnaast is er de ontnuchtering dat publiciteit in westerse media geen zier uitmaakt. ‘In het begin van de Syrische opstand was er de hoop dat er ingegrepen zou worden wanneer het Westen het Syrische leed zou zien,’ zegt Eikelboom. ‘Maar dat gebeurde niet. Dat heeft de stemming doen omslaan. Journalisten hebben er nu alleen nog waarde als propagandamiddel, zoals bij IS, of om geld los te krijgen.’
Zo werd Judith Spiegel vorig jaar in Jemen een half jaar lang gegijzeld gehouden. ‘Mijn ontvoerders wisten niet eens dat ik schrijver was totdat het in Jemen op het nieuws was. Ze zagen dat verder niet als voor- of nadeel, het was gewoon een baan. Een heel andere situatie dan die van Foley en Sotloff. Bij mij speelde er geen religieuze of politieke lading, het ging puur om geld.’
Als westerse journalist IS-gebied in trekken is een ticket naar de dood. Lokale activisten springen in het gat en berichten met gevaar voor eigen leven ondergronds wat er in hun regio gebeurt. De Volkskrant publiceerde laatst een verhaal van zo’n activist. Hoe betrouwbaar is deze informatie? In het geheel niet, stellen Eikelboom en Oerlemans. ‘De Arabische wereld zit vol met geruchten, onbewezen beschuldigen en het opblazen van cijfers,’ zegt Eikelboom. ‘Een tijdje terug kwam de Iraakse minister van humanitaire zaken met de mededeling dat er vijfhonderd vrouwen en kinderen levend zijn begraven. De Telegraaf en het AD namen dat over en verklaarden dit tot feit. Terwijl ik denk: als het uit de mond van die minister komt moet je het meteen wantrouwen. Later hebben we geen spat van bewijs gezien. Je moet onafhankelijk constateren of iets wel echt zo is.’
good guys & bad guys
Van lokale activisten hoef je dergelijke objectiviteit niet te verwachten. ‘Wij zijn gewend de wereld te verdelen in good guys en bad guys,’ zegt Eikelboom. ‘Maar iedereen liegt en bedriegt wanneer het hem uitkomt. Activisten dienen het conflict, alles is in zo’n situatie geoorloofd, zeker een leugen. Hun belang is niet een goed verhaal vertellen. Je kunt gebruik maken van lokale activisten, als deel van de puzzel, maar je kunt er geen conclusies aan verbinden.’
De enige westerling die rechtstreeks vanuit het kalifaat met journalistiek materiaal wist terug te komen was filmmaker Medyan Dairieh van Vice News. Hij trok tien dagen embedded met IS-strijders op, wat een veertig minuten durende documentaire opleverde met onthutsend beeld van hoe bijvoorbeeld kinderen voor de jihad worden geronseld. Een prima productie, vinden Eikelboom en Oerlemans, ook al is de documentaire gefiatteerd door IS en zou je cynisch kunnen stellen dat Vice News zich tot vehikel heeft gemaakt van IS-propaganda. ‘Ik ben dolblij met alle beelden die er vandaan komen, dus ook die van Vice,’ zegt Eikelboom. ‘Je krijgt in ieder geval een beetje een beeld. Het geeft een inkijkje in de denkwereld van IS, maar je wilt zoveel meer weten.’
onbetrouwbaar
Het is roeien met de riemen die je hebt. Nieuwsuur-hoofdredacteur Joost Oranje weet er alles van. Berichten uit delen van de wereld waar je niet vrij kunt opereren is voor hem alledaagse praktijk: ‘Er zijn behalve Syrië en Irak nog veel meer gebieden waar je als journalist niet vrij je werk kunt doen. Zuid-Soedan bijvoorbeeld, waar tienduizenden mensen op de vlucht zijn. Ik heb er pas verslaggever Tom Kleijn naar toegestuurd, in het kielzog van minister Lilianne Ploumen. Het nadeel is dat je opgesloten zit in een officiële delegatie. We hebben hem de opdracht gegeven: kijk of je er af en toe uit kunt ontsnappen en je eigen ding kunt doen. De reportage die we hebben uitgezonden is niet in volledige vrijheid gemaakt. Maar we hebben tenminste iets kunnen laten zien vanuit dat gebied.’
Het is vaak zoeken naar alternatieve mogelijkheden om een onderwerp op de agenda te zetten. Oranje: ‘Sociale media kunnen daarbij een hulp zijn, je kunt er makkelijk netwerken mee uitbouwen, met name in het buitenland. Als je in chatboxen van jihadistische kringen terechtkomt en je spreekt de taal goed kun je daar goede informatie vandaan krijgen. Het is niet zwart-wit: of je zit midden in het kalifaat en je kunt in vrijheid je berichtgeving halen of het is allemaal niks. Je moet soms je verlies nemen en het doen met second of third best. Toen ik vroeger als jonge verslaggever naar Indonesië ging, kon je daar onder het regime van Soeharto ook niet in vrijheid werken.’
Nog een alternatief zou de inzet van lokale journalisten kunnen zijn. Hun rol wordt erg onderbelicht, stelt Judith Spiegel kritisch. ‘Alsof de westerse journalist de enige is die je nodig hebt om verhalen uit de regio te krijgen en alsof het de enige is die er gevaar loopt,’ schampert ze. ‘De lokale journalist loopt sowieso meer risico. Als westerling kun je altijd het land uit, voor de lokale journalist geldt dat niet.’ Zijn er dan lokale journalisten in het kalifaat? Of zijn dat activisten die als journalist opereren? Tijdens de Arabische Lente traden veel activisten als journalist op. Jeroen Oerlemans wijst er op dat hun berichtgeving vaak niet klopte. Kortom: onbetrouwbaar.
Ondertussen komt de westerse journalist in Syrië net zo moeilijk het land uit als de lokale journalist of activist. Steven Sotloff was vanuit Turkije koud twintig minuten de Syrische grens overgestoken toen hij werd aangehouden en ontvoerd – we weten hoe het is afgelopen. Oranje: ‘Niets is het leven waard van een van mijn verslaggevers, zelfs geen journalistiek verhaal dat het algemeen belang dient. Het idee van sterven in het harnas is misschien mooi, maar op het moment dat het te voorkomen is moet je dat doen.’
De consequentie is dat je van sommige gebieden geen idee hebt wat er gebeurt. Ironisch genoeg gaat dat in het geval van IS niet op, de beelden van hun terreurdaden bereiken ons wel via hun eigen mediakanalen. ‘De wereld kan niet zeggen: we weten niet wat er aan de hand is,’ zegt Spiegel. Met deze opmerking kun je de journalist die graag naar Syrië zou gaan, maar het risico van onthoofding niet wil riskeren, een hart onder de riem steken. ‘Het nieuws moet wel geduid blijven worden,’ voegt ze er aan toe. ‘Om dat werk goed te doen, hoef je niet ter plekke te zijn. Ik ken genoeg goede journalisten die vanachter hun bureau prima analyses schrijven. De noodzaak om met je voeten in de modder te staan is door sociale media gedeeltelijk afgenomen.’
zwart gat
Die mening stuit op weerstand bij haar collega’s Eikelboom en Oerlemans: journalisten ter plekke zijn wel degelijk nodig. Willen politici adequaat reageren op wat er in de regio gebeurt, moeten ze de feiten op de grond kennen. ‘Obama wil ingrijpen in Syrië, maar ten faveure van wie?’ vraagt Eikelboom zich af. ‘Wat zijn de lokale politieke bewegingen en hoe liggen de krachtsverhoudingen? Amerika wil de gematigde oppositie steunen, maar bestaat die nog, en zo ja: wie is dat dan?’
Uitzoekwerk waar journalisten ter plekke voor nodig zijn. IS zegt ook dat de soennitische populatie hen steunt,’ voegt Oerlemans toe. ‘Ze hebben er belang bij dat ze een enorme populatie hebben die hen steunt. Maar is dat zo? Je bent afhankelijk van onafhankelijke bronnen die vertellen wat er aan de hand is. Anders had je Stalin destijds ook kunnen laten rapporteren dat het pais en vree was onder zijn bewind en hadden we nooit geweten dat er miljoenen mensen zijn verdwenen.’
Eikelboom is net terug uit Irak, waar de Koerden in het dorp Suleiman Beg IS-strijders hebben verslagen. ‘Amerika denkt dat als je de Koerden bewapent zij het vuile werk voor ons opknappen,’ vertelt hij. ‘Maar als je met de Koerden praat, blijkt dat niet het geval. Het gaat hen alleen om Iraaks Koerdistan, daarbuiten is het grondgebied van de Arabieren en die moeten het wat de Koerden betreft zelf maar uitzoeken.’
Kortom, wil Obama een strategie verzinnen die enig hout snijdt, kun je maar beter zoveel mogelijk onafhankelijke informatie uit de regio hebben. Informatie die we nu ontberen. ‘Het is een zwart gat in alle opzichten’, zegt Eikelboom. ‘Ik zou graag naar Aleppo gaan. Ik krijg via Twitter en Facebook berichten van jongens van IS en andere strijdgroepen: je moet eens thee bij ons komen drinken. Maar ik denk toch: ik ben gekke henkie niet. Dat ga ik echt niet wagen.’