Hoe ben ik hier in godsnaam beland... De gedachte schoot meerdere malen door me heen die avond, op de bovenste verdieping van een van de buitenkant gezien nietszeggend huis in Manipur, in het afgelegen noordoosten van India. Druk bellend op de bank het geblondeerde Popsterretje, rokend op het balkon de Kolonel uit het Indiase leger en achter de huisbar vol dure geïmporteerde whiskeymerken de Drugsbaas.
Wat was jouw blikverruimende reiservaring? VPRO Buitenland ontving op deze oproep talloze foto's en verhalen. Correspondent in India Aletta André kwam terecht in een niet-alledaags gezelschap van een popsterretje, een kolonel en een drugsbaas.
Ik was al een paar dagen in Manipur en had tot nu toe bijna elke avond doorgebracht in mijn kamer in een van de weinige hotels van de hoofdstad, Imphal. Benieuwd naar het sociale leven van lokale jongeren was ik ingegaan op de uitnodiging van het Popsterretje om met haar en wat vrienden een hapje te eten. Ik had haar een dag eerder leren kennen op een lokaal rockfestival.
Een bekend gezegde over Manipur, een deelstaat aan de grens van Myanmar waar tientallen gewapende groeperingen vechten voor wat misschien ooit begon als onafhankelijkheid en rechten voor verschillende stammen, maar wat nu vooral neerkomt op geld en drugs, is dat er net zoveel muzikanten zijn als gewapende rebellen. Voor elk geweer is er een gitaar, en met elk geweerschot ontstaat een nieuw lied.
Niet geheel toevallig had ik mijn bezoek aan deze gewelddadige deelstaat daarom gepland in een week waarin een jaarlijks rockfestival plaatsvond. De dagen voorafgaand aan het festival werd ik vooral geconfronteerd met ellende: drugsverslaving, AIDS, weduwes, werkloosheid en wegblokkades vol verbrande vrachtwagens. Militairen hielden toezicht op elke straathoek, zo leek het, terwijl de inwoners van Imphal urenlang in de rij stonden voor benzinepompen en geldautomaten.
Het rockfestival bleek de perfecte uitlaatklep voor de jongeren van Imphal. Tientallen van hen, vrijwel allemaal gekleed in zwarte t-shirts en truien met de namen van internationale bands als Iron Maiden en Metallica, stroomden toe op een uitgedroogd grasveld in het noorden van de stad.
Toen ik arriveerde, vijf minuten voordat het eerste optreden gepland stond, was er nog niemand. Dat het festival te laat zou beginnen bleek voor alle anderen een vaststaand gegeven. Wel was het Popsterretje er al. Klein, dun, dik opgemaakt en, zoals naar later bleek gewoonlijk, druk bellend en bomvol energie. Zij organiseerde het festival, want hoewel ze haar geld verdiende met popmuziek en soundtracks van lokale films was rockmuziek haar echte passie. Vol ongeloof dat er een echte Buitenlander op haar festivalletje was, werd ik snel op de VIP-tribune gezet. Naast de Kolonel. Hij kende het Popsterretje goed, vertelde hij me trots. “Ze treedt regelmatig op voor de soldaten.”
Toch was ik verbaasd dat hij de volgende avond ook in de auto zat waarmee het Popsterretje en haar mollige vriendje me kwamen ophalen. Ik had de dagen ervoor niet altijd even positieve verhalen gehoord over het Indiase leger, dat in de strijd tegen de militanten het leven van de normale burgers soms onnodig moeilijk maakt. Er zijn zelfs controversies rond moord en verkrachting in naam van het conflict. Veel lokale muzikanten zingen over deze zaken. Maar het Popsterretje had het niet zo op politiek. Zij wilde gewoon haar fans vermaken.
Mijn verbazing viel in het niet bij de volgende verrassing. Vlak voordat we het huis inliepen van de vriend bij wie we gingen eten, keerde het mollige vriendje zich nog even snel naar me toe. “De man bij wie we nu op bezoek gaan is de eigenaar van veel bedrijven in Manipur”, zei hij. “Maar hij staat vooral bekend als belangrijke Drugsbaas.” Niet geïnteresseerd in mijn reactie op deze voor mij toch vrij opvallende informatie draaide hij zich om en begon de trap op te lopen.
Van het huis kan ik me vooral herinneren dat alles glom. De goudkleurige koffietafel, de gigantische flatscreen-tv, de tientallen kitcherige vazen en andere decoratieve voorwerpen. Zelfs de bar was bijna verblindend, zo glom het opgepoetste hout. Het paste goed bij het gouden horloge van de Drugsbaas, dat al gauw van zijn pols gleed om door ons bewonderd te moeten worden. “Prachtig”, riep het Popsterretje uit. “Dat moet veel hebben gekost”, zei de Kolonol vol bewondering. “Goede kwaliteit”, stelde het vriendje vast. Toen het horloge onvermijdelijk ook mijn handen bereikte wist ik niet zo goed wat hier aan toe te voegen viel. “Glimmend”, stamelde ik ongemakkelijk, voordat ik het uurwerk teruggaf aan de Drugsbaas.
Niemand leek het te merken, het volgende onderwerp werd al druk bediscussieerd. “Morgen gaan we winkelen in Birma, ga je mee?” vroeg het Popsterretje aan me. Ik had een vlucht naar Delhi de volgende dag, dus een optie was het niet. Toch voegde ik hier nog een bezwaar aan toe: “Ik heb geen visum voor Birma.” Niemand snapte wat het probleem was. “Ik ben er toch bij”, zei de Kolonel. “We gaan maar een paar kilometer de grens over, niets aan de hand.” Het Popsterretje voegde hier enthousiast aan toe: “Ze verkopen daar allerlei leuke spulletjes uit China.”
“Ik was laatst in Thailand”, zei de Drugsbaas, die Burma maar saai leek te vinden. “Daar kun je pas goed winkelen.” Hij haalde een paar souvenirs tevoorschijn, die we weer bewonderend aan elkaar moesten doorgeven. Het Popsterretje liet haar oog vallen op een kleine bruine handtas. “Echt krokodillenleer”, verklaarde de Drugsbaas. “Dat is heel veel waard.” Hij fluisterde het Popsterretje in hun lokale taal iets toe waar zij het duidelijk grondig mee eens was. “Hier”, zei hij vervolgens glunderend tegen mij, terwijl de tas op mijn schoot legde. “Het is een cadeau.”
Een cadeau gemaakt van illegaal geëxporteerd materiaal, gekocht met dubieus geld? Nee, dank je, dacht ik bij mezelf. “Ik kan het echt niet aannemen, het is te duur, dat mag niet van mijn baas”, probeerde ik, en, wijzend naar het Popsterretje: ”Geef het aan haar, zij vindt hem zo mooi.”
Toen ik na het eten in een taxi stapte om terug naar mijn hotel te gaan, rende het Popsterretje me achterna. “Je kunt zulke cadeaus niet weigeren, dat is onbeleefd”, waarschuwde ze me. “Alsjeblieft, neem het aan, doe het voor mij.” Snel gooide ze de leren tas door het autoraampje.
Die tas heeft de hele avond en de volgende ochtend naar me liggen staren. Was het hypocriet van me, om me slecht bij dit cadeau te voelen? Ik was toch geen beter mens dan het Popsterretje, die ook maar het beste probeerde te maken van de nare plek waar ze geboren was? Maar waarom zou de Kolonel mij aanmoedigen een cadeau van de Drugsbaas aan te nemen? Was het heel erg naïef van me om ergens te hopen dat de Kolonel daar met een dubbele agenda zat, en niet echt bevriend was met de man die zijn vijand zou moeten zijn?
Vriend en vijand – dat die scheidingslijn lang niet altijd zwart-wit is, was mij inmiddels wel duidelijk geworden. Maar toch... een cadeau gemaakt van illegaal geëxporteerd materiaal, gekocht met dubieus geld? De tas is in Imphal achtergebleven. In een prullenbak op het vliegveld.
Over
Aletta André is freelance correspondent in India en te volgen op Twitter.
Wegens succes verlengd!
Wat was jouw blikverruimende reiservaring? Stuur je inzending uiterlijk 31 augustus naar buitenland@vpro.nl. Geselecteerde verhalen maken kans op een buitenlandprijzenpakket en publicatie in de VPRO Gids.