Wat was jouw blikverruimende reiservaring? VPRO Buitenland ontving op deze oproep talloze mooie foto's en verhalen. Correspondent Niels Posthumus ontmoette in Benin een moderne voodoopriester.

OUIDAH (BENIN) – Zijne Majesteit Daagbo Hounon Houna II zat de dag dat ik hem ontmoette fier op zijn troon, een lichthouten stoel in een ronde hut met witte pleistermuren en een dak van stro. Naast hem stond een geopende zak rijst. Op de vloer lagen korrels. Ik kwam binnen met een fles gin in mijn hand. Ongemakkelijk bleef ik in de deuropening voor de hogepriester van de voodooreligie staan. De fles leek opeens gevuld met lood. Wat nu?

‘Je kunt niet zonder geschenk aankomen,’ had iemand mij eerder op de ochtend gewaarschuwd. ‘Dat is onbeleefd.’ Dus was ik voor mijn bezoek gestopt bij een kraampje op het centrale plein van kuststad Ouidah in het West-Afrikaanse Benin. Mijn ogen waren langs flessen alcohol gegleden. Dat zou hij het meest waarderen, was me verteld. ‘Doe maar gin. De goedkoopste fles is prima.’

Hounon Houna zat wat onderuitgezakt op zijn stoel: benen licht uit elkaar, linker elleboog steunend op de leuning. Voor hem stond een witte notebook. Twee mobiele telefoons lagen ernaast. Ik knielde, zoals me was verteld te doen. Na mijn buiging overhandigde ik mijn cadeau.

Vriendelijk lachend nam Hounon Houna de fles in ontvangst en stak hem ter goedkeuring kort naar me omhoog. De religieuze leider droeg een luchtig wit gewaad dat als een jurk losjes over zijn donkere schouders viel. Om zijn hoofd had hij een al even maagdelijk witte doek gebonden – zoals je Amerikaanse rappers vaak ziet doen. Bovenop prijkte een witte cowboyhoed. Alleen zijn sandalen waren van donker leer.

Niels Posthumus en Hounon Houna II

'U bent de hoogste priester binnen de voodooreligie?'

‘Ga zitten.’ Hounon Houna wees me de lege stoel tegenover hem. Ik wilde iets zeggen, me introduceren, hem een compliment maken over zijn bescheiden landgoed, prachtig verstopt in het weelderige groen van de West-Afrikaanse tropen. Maar de man die me naar het huis van de hogepriester had gegidst, hield me tegen. ‘Je mag niet spreken voordat er is gedronken,’ fluisterde hij.

Hounon Houna nam als eerste een slok uit een chromen emmer. Ik kreeg de bak met water daarna. Ondertussen draaide de priester de dop van mijn fles gin. Hij schonk een beker vol en keerde die om naast zijn stoel. Het zand slurpte het vocht gretig op. ‘Voor de voorvaderen.’

We proostten. De gin brandde in mijn keel. Het was half tien ’s ochtends. Het zweet brak me uit. Ik had nog niet ontbeten. ‘U bent de hoogste priester binnen de voodooreligie,’ stak ik desalniettemin van wal, ‘chef suprème du Grand Conseil?’ Hounon Houna II knikte bevestigend. Ik stelde wat vragen over de basisprincipes van voodoo, en vroeg vervolgens waarvoor de laptop en telefoons dienden.

Hounon Houna deed ook consult op afstand, legde hij uit. Een vereiste. Zijn volgelingen hadden zich door de trans-Atlantische slavenhandel tot vele duizenden kilometers buiten Benin verspreid. In Haïti en Brazilië was het geloof een steunpilaar van hele steden. Mensen daar hadden geen geld om voor elk ritueel of advies naar West-Afrika te komen. Moderne communicatiemiddelen boden uitkomst.

Slavernij een ongelukje in de geschiedenis?

Ik was al het nodige over de slavernijgeschiedenis van Ouidah te weten gekomen sinds mijn aankomst in de stad. Vanuit de haven waren tussen de zeventiende en negentiende eeuw één miljoen Afrikanen van hun continent weggevoerd. Ze waren door Europeanen gekneveld in overvolle boten gepropt, om na een barre zeereis te werk te worden gesteld op blanke plantages in de Amerika’s.

Maar uitgerekend aan die beestachtige mensenhandel dankte de geestelijke tegenover mij dus zijn wereldwijde faam. Dankzij de slavenhandel mocht hij zijn godsdienst een ‘mondiale religie’ noemen. Ik moest even wennen aan dat idee. Of eigenlijk moest ik vooral wennen aan de openheid waarmee Hounon Houna daarvoor uitkwam.

Ik zat tegenover een West-Afrikaan wiens voorouders door Europeanen waren gemarteld, vermoord en ontvoerd, maar hij leek enkele generaties later nog alles behalve een slachtoffer. Er was een voortdurende twinkeling in zijn ogen te bespeuren.

Hounon Houna reisde regelmatig buiten Afrika, vertelde hij trots. UNESCO nodigde hem frequent uit voor bijeenkomsten van religieuze wereldleiders. Daar mocht hij niet ontbreken, want hij vertegenwoordigde vele honderdduizenden aanhangers in tientallen landen. De laatste vergadering was in Oekraïne geweest. ‘Mooi land.’

Hounon Houna II grinnikte toen ik zei dat ik mij als Europeaan nog altijd schuldig voelde over de geschiedenis van de slavernij. Dat hoefde niet, verzekerde hij. De slavenhandel was slechts een ‘accident histoire’. Nu was het mijn beurt om in de lach te schieten. Hoorde ik dat goed? Noemde de voodoopriester slavernij een ongelukje in de geschiedenis? Ik begreep hem vast verkeerd, zei ik. We hadden het toch over de Afrikaanse Holocaust?

‘Het is nu eenmaal gebeurd’, antwoordde Zijne Majesteit koeltjes. ‘We kunnen er niets meer aan doen. Elkaar achteraf verwijten maken heeft geen zin.’ Bovendien waren het Afrikaanse koningen die slaven aan de blanken verkochten, legde hij uit. ‘Europeanen én Afrikanen dragen schuld.’

'Waarom voelde ik mij nog steeds indirect dader?'

Opvallend genoeg had ik dit al vaker gehoord in Ouidah. Weinig mensen in de stad leken diepe wrok te koesteren tegen mij of mijn voorvaderen. Weinigen leken zich vandaag de dag nog als slachtoffer te zien. Waarom voelde ik mij dan eigenlijk nog steeds indirect dader? Natuurlijk was er boosheid over de onrechtvaardigheid lang geleden, maar die leek niet op Europeanen gericht. Nederland had net als Portugal en Groot-Brittannië misschien ooit een slavenfort in Ouidah gebouwd, de wrevel in die stad richtte zich op de onrechtvaardigheid an sich, de schuldvraag leek er nauwelijks toe te doen.

Hounon Houna nam na ons gesprek nog een stevige slok gin. Of ik ook een laatste borrel wilde voordat ik weer mijn auto in zou stappen. Ik durfde geen nee te zeggen. Hij schonk bij. Toen ik het glas leeg had, leidde de in het wit gestoken priester me over zijn erf. We passeerden zijn offerruimtes, klein als toilethokken. ‘Ga eens kijken bij de tentoonstelling in de kelder van het vroegere Portugese slavenfort’, drukte Hounon Houna mij ter afscheid op het hart.

Dat opgeknapte fort bleek dienst te doen als slavernijmuseum. Er aangekomen zag ik bij de trap een bord staan met de aankondiging van een expositie over de verspreiding van het voodoogeloof via de slavenroutes. In de kelder zag ik foto’s van priesters in Brazilië, voodoofestivals in Haïti, plechtigheden in Panama en voodoorituelen in het zuiden van de Verenigde Staten.

Opeens drongen de woorden van de voodoopriester, de omvang van zijn wereldreligie en de rol die de trans-Atlantische slavenhandel daarin had gespeeld pas werkelijk tot mij door. ‘Een geluk bij een ongeluk in de geschiedenis’ zou Hounon Houna wellicht zeggen. Heel even zag ik die zorgeloze, van elk slachtofferschap gespeende twinkeling in zijn ogen weer kraakhelder voor me.

Over

Niels Posthumus is correspondent in Afrika. Hij werkt onder meer voor Trouw, BNR Nieuwsradio en Omroep WNL. Bekijk hier zijn website. Hij zit ook op Twitter.

Wegens succes verlengd!

Wat was jouw blikverruimende reiservaring? Stuur je inzending uiterlijk 31 augustus naar buitenland@vpro.nl. Geselecteerde verhalen maken kans op een buitenlandprijzenpakket en publicatie in de VPRO Gids.