Op weg naar d’einder in Oost, niet ver van grens met Oekraïne. Om een mij nog onbekende schrijver van faam te bewegen mee te werken aan een boekproject. Ambitieus vervolg op een eerdere, moeizame Hollands-Hongaarse samenwerking.
Plaats weet een klank te kleuren. Onderweg transformeert de letter S, terwijl Keuls sist, Beiers blaast, en Weens zoemt. Tussenstop in Boedapest. Om eerst Zsólt en co-poëten te polsen. Hun bezoek destijds ontaardde in dichterlijk drinkgelag. Ik mag hier in stamcafé Lokál niet achterblijven.
Ik steek daartoe in achterzak wat flarden. Draag voor, uit “vrouwenbenen op Corfu”. Poëgrafie; verstrengel in woord ervaringen van reisschrijfster Lisa en fotovriend Geo, die los van elkaar verdwaalden.
Al vertaalde ik wat, ik begrijp daarmee hun woorden niet. Zij mij evenmin. Hongaars zingt zacht en overstijgt de taalgrens. Hier buiten habitat hoor ik mijn moerstaal ontmaskerd. Neerlands geselt d’huig; hoor het wemelen van gorgel-G’s.
Met haar naam schenkt Zsólts vriendin me die typisch magyar G. Eén die niet schampt of schuurt. Waar volle lippen je strot lijken te kussen. Ik weet: haar naam staat voor bloem. Vind het beeld dier klank, die ik steeds maar weer vergeet: Virág. Op een ezelsbrug bij de bloemist, niet ver van Kettingbrug verwijderd.