Thomas, mijn jongste zoon, ging in 2011 Japans studeren in Nagoya. Achttien jaar oud zat hij moederziel alleen aan de andere kant van de wereld. Ik wilde hem opzoeken, bij hem zijn. Maar mijn beeld van het land en vooral van de Japanners zelf was gebaseerd op het trauma dat mijn moeder had opgelopen door haar ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij zat gevangen in een Jappenkamp in Nederlands-Indië.
De paar woorden die zij nu en dan uitte bedekten een enorme lading. ‘We moesten buigen voor die rotjappen’, was zo’n zin waarvan ik als jong kind al wist ‘tot hier en niet verder’. Haar angst werd mijn angst.
Toch heb ik de stap gezet. In maart 2012 was ik acht dagen in Japan.
Ik was, als enige buitenstaander, aanwezig bij de diploma-uitreiking. Men deed er alles aan om mij op mijn gemak te laten voelen. Op de foto mocht ik niet ontbreken. Ik kreeg een ereplaats, naast de directeur en de docenten. Naar Japans gebruik bogen de studenten voor de directeur en de andere aanwezigen.
Mijn omslagmoment vond daar plaats. Ik zat in Japan, ik was omringd door Japanners en ik voelde mij vrij. Vrij van angst. Het had plaats gemaakt voor nieuwsgierigheid naar dit land en zijn inwoners.