Eeuwenlang is Bolivia systematisch beroofd van bodemschatten als zilver, tin en olie. Met lithium, het ‘goud van de 21e eeuw’, wil het land de exploitatie in eigen hand houden. Met Nederlandse inbreng, dat wel. Is dit de nieuwe ontwikkelingssamenwerking?

------------------------------------------------------
Bureau Buitenland: Bolivia’s verborgen rijkdom - reportage van Edwin Koopman
Dinsdag 10 juni 2014, 21.00 uur op Radio 1

------------------------------------------------------

“De plaats waar de hemel en de aarde één zijn.” Het is één van de omschrijvingen van het magische zoutmeer van Uyuni, de grootste zoutvlakte ter wereld, waar op bijna 4000 meter hoogte de bergketens van de Andes aan de horizon lijken te drijven, alsof ze zich hebben los gemaakt van de aarde. Toeristen uit de hele wereld komen om het wonder te zien van de eindeloze, serene witheid van het zout. Toch zit de echte rijkdom niet op het meer, maar eronder.

Pekelwater in de diepte bevat hoge concentraties lithium. Dit metaal is lichter dan aluminium en zeer reactief. Dat maakt het uiterst geschikt voor oplaadbare batterijen zoals die in de elektronica-industrie al jaren worden gebruikt. De stijgende vraag kan uitlopen op een boom, dankzij de opkomst van de elektrische auto. Nu al wordt de waarde per ton geschat op zo'n vijfduizend euro. Daarom heet lithium ook wel het “goud van de 21ste eeuw”.

De Bolivianen zijn zich al jaren bewust van deze rijkdom. Ze reppen over een voorraad van 100 miljoen ton, bij de huidige wereldconsumptie voldoende voor duizenden jaren – en bij de huidige prijzen in theorie 500 miljard euro waard.

Toch wijst op het meer zelf niets op grootschalige exploitatie. Vanaf de oever steekt een onverharde weg over een smal dijkje richting een proefopstelling. De ontginningen zitten nog in de experimentele fase. Van export is geen sprake, zelfs niet in kleine hoeveelheden.

‘De staat wil het lithium niet verkopen. Het idee is alles in handen van de Bolivianen te houden,’ zegt ingenieur Johnny Alejo van staatsmijnbouwbedrijf Comibol. Zijn terreinwagen hobbelt over de dijk. Links en rechts strekt de zoutvlakte zich uit. De korst is tijdelijk bedekt met een laagje water vanwege de hevige regenval. In de verte staan iglo-vormige onderkomens voor de werknemers. ‘Liever dan het te verkopen willen we er zelf een product van maken; batterijen, misschien elektrische auto’s.’
 

De exploitatie van delfstoffen ligt politiek zeer gevoelig in Bolivia. Eeuwenlang is het land beroofd van zijn rijkdommen. Zilver, tin, olie en gas, alles ging altijd voor een prikje naar het buitenland. Internationale bedrijven verdienden er kapitalen aan en Bolivia bleef het armste land van Zuid-Amerika. Ook op het lithium wordt geaasd. In de jaren negentig al kreeg het Amerikaanse bedrijf LithCo de concessie voor ontginning, maar een stakende en protesterende bevolking joeg de Amerikanen weg.

Ook de huidige nationalistische “volkspresident” Evo Morales wil niks van buitenlanders weten. Jaren geleden nationaliseerde hij de gas- en olierijkdommen. Het lithium wil hij alleen gebruiken om zelf batterijen te maken en te exporteren. Maar winning is technisch een moeilijk proces, en dat geldt ook voor de productie van batterijen. ‘Bolivia zit in een spagaat,’ zegt Maarit Ívalo, tot voor kort werkzaam op de Nederlandse ambassade in La Paz. ‘Ze willen geen buitenlanders maar hebben wel hun kennis nodig.’

De Boliviaanse opstelling heeft geleid tot scepsis. Allereerst over de voorraden, die volgens Amerikaanse geologen ‘slechts’ 5,4 miljoen ton bedraagt – altijd nog de helft van de nu bekende wereldvoorraad. Nog groter zijn de twijfels over de obsessie om alles in staatshanden te houden. LithCo vertrok naar Argentinië dat nu volop mee profiteert van de groeiende vraag naar lithium. Chili werd de grootste lithiumproducent ter wereld. De winning in Bolivia daarentegen blijft al jaren steken in de experimentele fase. Van toepassing is nog helemaal geen sprake. ‘Bolivia heeft wel geld maar geen kennis en ervaring in het opzetten van een batterijfabriek,’ zegt de Nederlandse milieudeskundige Ronald Boon, die jarenlang werkte bij het staatsmijnbouwbedrijf Comibol.

Toch lijkt er nu eindelijk iets te gebeuren. Het Boliviaanse dilemma inspireerde Boon drie jaren geleden om te kijken of Nederland geen partij kon zijn in de industrialisering van het lithium. Samen met Ívalo kreeg hij de Nederlandse ministeries enthousiast. Nu leidt hij een consortium dat de Bolivia moet helpen bij het verwezenlijken van de droom van een eigen batterij-industrie. Nog deze zomer moet een handtekening komen onder een masterplan dat voorziet in samenwerking van staatsbedrijf Comibol met de TU Delft, Da Vinci Laboratory Solutions en Battery Technology International. Doel is kennisuitwisseling, investeringen en uiteindelijk de bouw van een batterijfabriek. Boliva levert het lithium, Nederland de kennis.

Op enkele kilometers over het zout lopen de werknemers van Comibol. Hun vuurrode uniformen steken fel af tegen de omgeving. Dikke handschoenen en donkere werkbrillen beschermen hen tegen het felle zonlicht. Hier wordt het pekelwater in grote reservoirs gepompt om op natuurlijke wijze in te dampen. Het water in de bassins heeft verschillende tinten groen, afhankelijk van de concentraties van mineralen die er in achterblijven, zoals kalium voor de kunstmestfabriek. In het laatste bad zit het lithiumcarbonaat, dat voor verwerking naar het laboratorium gaat, aan de oever van het zoutmeer. ‘We zijn nu zover dat we 90 procent zuiver lithium kunnen winnen,’ zegt Alejo. ‘Het streven is om 99 procent te bereiken.’

De Nederlandse batterijexpert Erik Kelder van de TU Delft is positief over de Boliviaanse vorderingen. Hij nam persoonlijk een kijkje in de keuken bij Uyuni: ‘Het Boliviaanse lithiumcarbonaat is zuiver genoeg om toe te passen in de industrie.’ Begin dit jaar kreeg Kelder een Boliviaanse delegatie over de vloer. In hun kielzog zullen – als de plannen doorgaan – de komende vier jaar veertig Boliviaanse studenten in Delft leren hoe je van lithiumcarbonaat een batterij maakt. De TU heeft daar zelf ook wat aan, zegt Kelder: ‘Bolivia zal voor de productie bepaalde apparatuur aanschaffen die wij niet willen hebben, waar ook wij gebruik van kunnen maken.’

Bijzonder aan het project is dat Bolivia betaalt. ‘We helpen hiermee aan de ontwikkeling van het land, maar het is geen ontwikkelingshulp,’ zegt Jaime de Bourbon Parme, Speciaal Gezant Natuurlijke Hulpbronnen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Bolivia heeft zelf 400 miljoen dollar gereserveerd om een sector te ontwikkelen en meerwaarde te genereren.’ Den Haag investeerde 120.000 euro in de kosten van delegatiereizen over en weer; maar dat is volgens De Bourbon “peanuts” vergeleken bij de tientallen miljoenen dollars die het contract voor Nederland gaat opbrengen.

De hoop is dat Bolivia ook na afloop van het project, over vier jaar, voor Nederlandse partijen zal kiezen. ‘Het is een mooie overstap van een ontwikkelingsrelatie naar een handelsrelatie met Bolivia,’ zegt De Bourbon, die de samenwerking tussen de academie, het bedrijfsleven en overheden ziet als een voorbeeld van “economische diplomatie”. ‘Veel landen willen hun kennis niet delen, wij staan daar wel open voor.’

De Bourbon kent de Boliviaanse gevoeligheden aangaande buitenlandse bemoeienis, maar denkt dat dit voor Nederland gunstig uitpakt. ‘We zijn een relatief klein land met veel kennis, we vormen geen bedreiging,’ zegt hij. ‘We hebben in Bolivia nooit industriepolitiek bedreven en altijd een evenwichtig standpunt ingenomen ten opzichte van de regering Morales. Dat is door Bolivia opgemerkt.’

De Boliviaanse ambassadeur in Den Haag, Roberto Calzadilla onderschrijft dat. ‘Nederland werkt al dertig jaar met ons samen in de strijd tegen armoede en voor democratisering. Dat wordt in Bolivia zeer gewaardeerd.’ Naast de kennis op technisch terrein noemt Calzadilla de kennis op het gebied van water. ‘Die is bij de winning van lithium essentieel voor het recyclen van water in de droge tijd.’ Calzadilla denkt dat zijn regering ‘mogelijk voor het eind van de zomer’ de vereiste Memory of Understanding zal tekenen, het politieke groene licht voor de uitvoering.