Op reis door de deelstaat Chatisghar vertelt een dorpeling me dat hij wekelijks alle mobieltjes verzamelt en ze met zijn brommer naar het naburige stadje brengt om ze in een winkel op te laden. Elektriciteit is er in het dorp niet, de wegen eromheen zijn slecht en de telefoonlijnen krakerig. Lastig voor de Indiase autoriteiten, die moeten zien te communiceren met ruim 750 miljoen Indiërs, van wie het merendeel agrariër en analfabeet is en verspreid over 600.000 dorpen woont. De grote steden mogen zich dan snel uitbreiden, nog altijd leeft zo’n zestig procent van de bevolking op het platteland. En dus bedienen Indiase instanties zich van alle mogelijke oude en nieuwe media om de plattelandsbevolking vooruit te helpen.
De publieke omroep All India Radio (AIR) zendt al sinds 1947, het jaar van de onafhankelijkheid, programma’s als Kisan Vani uit. Ze informeren over agrarische methoden, innovaties op veeteelt- en visserijgebied en ze geven regionale weersinformatie; belangrijk wanneer er gezaaid moet worden en vissers moeten beslissen of ze kunnen uitvaren.
Tijdens een interview vertelt Arul Aram, hoofd mediafaculteit van de Anna University in Chennai, dat AIR en de publieke tv-omroep Doordarshan enigszins geschoeid zijn op de leest van de BBC, met als extra uitgangspunt de plattelandsbevolking bewustwording bij te brengen en sociale veranderingen te stimuleren. Dit gebeurt via lokale zenders en in plaatselijke talen als Malayam en Telegu.
‘Het was de enige manier om mensen in allerlei uithoeken te bereiken,’ verklaart Aram, ‘India wordt in dit opzicht gezien als pionier. AIR speelde in de jaren zestig en zeventig een belangrijke rol bij de popularisering van de Groene Revolutie. Een gewilde hybride rijstsoort werd zelfs “radiorijst” genoemd.’ Volgens Aram bleef de radio lange tijd populair op het platteland. Met draagbare radio’s kun je immers overal luisteren, ook tijdens het eten.