-----------------------------------------------------------
Het uur van de wolf: Cutie and the Boxer
Donderdag 19 juni, Nederland 2, 23.40-1.20 uur
-----------------------------------------------------------
Het kunstenaarsbestaan van Ushio en Noriko Shinohara kan het best worden omschreven als totaaltheater. De kleurrijke cinéma vérité-ballade Cutie and the Boxer vertelt hun levensverhaal.
Houtje-touwtjewaanzin
Het is bepaald geen Schnellschuß, de Sundance-bekroonde en Oscar-genomineerde kroniek van debutant Zachary Heinzerling. Zo’n vijf jaar doet de in Houston, Texas geboren autodidact erover om het project te voltooien. Oorspronkelijk beoogt Heinzerling een interviewfilm van dertig minuten, maar herhaaldelijk past hij de lengte en structuur aan. Uiteindelijk wordt, in een boude geste van tabula rasa, echter al het interviewmateriaal van de eerste drie jaar terzijde geschoven.
De prozaïsche vraag-antwoordopzet blijkt ongeschikt om de dynamiek van het koppel op het filmcanvas te vangen. Tabé planning en scenario, welkom avontuur en toeval.
Gaande de jaren gaat Heinzerling tot het Shinohara-huishouden behoren. Helpt met allerlei, is niet te beroerd om in het aftandse chaosappartement in Brooklyn te stofzuigen.
Uit het archief van de Shinohara’s duikt onverbloemd privévideomateriaal uit de vroege jaren tachtig op, waarvan later fragmenten in de film belanden.
Met camera en microfoon gericht op de alledaagse houtje-touwtjewaanzin van het stel verschuiven ook de verhoudingen tussen de hoofdrolspelers. Meer en meer treedt Ushio’s wederhelft Noriko uit haar nevenrol van zorgzaam factotum die zich uit liefde heeft weggecijferd.
Over haar odyssee met het ongeleide projectiel Ushio begint ze een stripachtige reeks impressies te schilderen. Titel: Cutie and Bullie. Geheel de turbulente veertigjarige tragikomedie van de Shinohara’s weerspiegelend zijn de bruisende penseeltekeningen tezelfdertijd grappig en roerend. Heinzerling beseft welk gouden objet trouvé zich hier aandient.
Overlevingskunst
Als rode flashbackdraad zullen Noriko’s autobiografische reflecties, in eenvoudige animatievorm en met de tekstballonnetjes intact, uiteindelijk door de documentaire lopen.
In een soort meta-spiegeling met de alledag van de Shinohara’s blijkt maar weer eens hoe kunst en geldelijk gewin zich amper of helemaal niet tot elkaar verhouden. Dat welbeschouwd geen enkel bedrag adequaat de intrinsieke waarde van artistieke expressie vermag uit te drukken. Immers, de tijd en energie die Heinzerling in zijn film steekt, staan naar conventionele maatstaven in geen verhouding tot de opbrengst. Toch doet hij onverdroten voort. Omdat die film gemaakt wil worden.
Hier conflicteren, zoals vaker in de kunsten en elders, twee volstrekt incongruënte werelden. In de ene, verzonnen wereld worden mensen, goederen en tijd in valuta gemeten. In de andere, waarachtige wereld zijn de dingen ‘slechts’ zichzelf. Dom en arrogant heeft de mens de verzonnen wereld boven de waarachtige geplaatst. Dus benodigt Heinzerling, evenals de Shinohara’s, pecunia. Om vertalers en ondertitelaars te kunnen betalen, want Noriko en Ushio spreken vrijwel uitsluitend Japans met elkaar. Om tenorsaxofonist Yasuaki Shimizu’s jazzy-impressionistische soundtrack-met-een-knipoog te kunnen bekostigen. Om – er heeft zich uur materiaal opgestapeld – het montageproces van een jaar te kunnen financieren. En, o ja, om ondertussen te eten en een dak boven het hoofd te hebben.
Verwestering
Dat laatste is al veertig jaar de overlevingskunst van expat Ushio Shinohara. Want hoe scharrel je als koppige anticommercieel je kostje bij elkaar in een extreem competitieve samenleving die nauwelijks of geen waarde hecht aan wat jij produceert? Hoe houd je jezelf vandaag in leven om morgen weer met je kunst bezig te kunnen zijn omdat dat nu eenmaal het vuur is dat brandt in je diepste wezen? En weer, en weer, en weer?
Toen Ushio Shinohara, aangedreven door Pop Art, action painting en Amerikaanse populaire cultuur, op een beurs naar zijn droomspeeltuin New York vertrok, genoot hij in de Japanse hedendaagse-kunstwereld al een zeker renommée. Met gemak had hij in de galeries, musea en media van zijn geboorteland zijn ‘merk’ kunnen verzilveren voor een comfortabel leven. Maar daar voelde Ushio, die in 1960 de Neo-Dada-beweging had opgericht om zich los van officiële-kunstrestricties te kunnen uitleven, helemaal niks voor. Het zou hoogverraad zijn geweest aan hemzelf en de roemruchte Japanse avant-garde die in de wederopbouw- en economische kogeltreinjaren vijftig en zestig voor reuring zorgde.
Autoriteit en kuddegedrag waren er voor de avant-gardisten om te tarten, in het Japan van de jaren zestig misschien meer nog dan elders. Velen, zowel te rechter als te linker zijde van het politieke spectrum, tandenknarsten bij de aanhoudende Amerikaanse bemoeienis met hun land. Reactionaire intellectuelen als literator Yukio Mishima namen stelling contra de toenemende, aanvankelijk door de bezetter opgelegde verwestering. Progressieve antimaterialisten ageerden tegen de nieuw opgetrokken consumptiemaatschappij, turbomotor achter de Nippon-herrijzenis uit de as van Hiroshima en Nagasaki. Beide ideologische kampen vochten tegen de bierkaai, maar het ging om het gebaar.
Rijstschermen
Tijdens deze woelige jaren zetten kruisbestuivingen van kunstdisciplines door dynamische undergroundcollectieven als Jikken Kobo, Hi-Red Center, Mono-ha en vooral Gutai Bijutsu Kyôkai de tegentoon. Atonale muziek, abstract expressionistische schilderkunst, geïmproviseerd straattheater, optische illusies, butoh-dans, poëzie, lichteffecten, agitprop – het liep allemaal door elkaar. Kunstuitingen meden traditionele Japanse esthetica en kregen door hun protestachtergrond niet zelden een performancekarakter. Spontaan, ludiek, verontrustend, geestig, absurd, provocerend, in het moment zelf. Al in 1956 stelde Atsuko Tanaka zichzelf tentoon als kunstobject: in een kerstboomachtige elektrische kimono vervaardigd van draad en bont gekleurde lampen. Het was ietwat warm daarbinnen, meldde ze later.
Gutai-medeoprichter en -manifestauteur Jirô Yoshihara en collegae sprongen bij expo’s van het collectief door een reeks geprepareerde rijstschermen. Natsuyuki Nakanishi forenste met een groot polyesterei waarop resten van consumptieartikelen waren geplakt. Tot verwarring van medereizende salarymen likte hij er ook nog eens verlekkerd aan. Genpei Akasegawa, Nakanishi’s confrater in het Fluxus-verwante gezelschap Hi-Red Center, drukte expositie-invitaties als biljetten van duizend yen. Justitie zag er de humor niet van in.
Knakenbak
Bij het radicale en performancekarakter van zijn geestverwante landgenoten voelde de extraverte Ushio Shinohara – graag de ster op ieder feestje – zich als een vis in het water. Misschien schuilt daarin ook deels de handicap van de wildeman die door zijn oversteek naar de Big Apple tussen Japanse wal en Amerikaans schip viel. Er valt zeker te argumenteren dat het spannender is om een energieke kwajongen van tachtig met bokshandschoenen live de verf op een doek te zien rossen dan louter het resultaat in een deftig museum te contempleren. In Cutie and the Boxer toont het prestigieuze Guggenheim interesse om een van de bont en blauw gebokste wandbedekkers te acquireren. Voor een optimale kunstbeleving zou het effectiever zijn om Ushio in een maagdelijk witte ruimte te zetten zodat hij lekker voor publiek los kan gaan.
Ushio’s sculpturen, overigens, vallen niet minder op. Al dan niet door halfnaakte wegwaaigeisha’s bereden, uitzinnige fantasiechoppers zijn de ‘vroem’ in exposities als Wham! Pow! Vrooom! Vervaardigd van afvalmateriaal als hout, karton, plastic en schroot, beplakt met wegwerppapier, bespetterd en bedropen met verf in iedere denkbare kleur (en enkele nooit eerder geziene).
Ware fragmentatiebommen voor gevoeligere ogen. In de vs, toch een land met een preferentie voor luidruchtigheid in kwantiteiten, verkopen Ushio’s arte povera-groteskerieën merkwaardigerwijs voor geen meter. Aangezien de Shinohara’s echter weer eens achter zijn met de huur, propt de immer driest-pragmatische schepper op een dag twee van zijn gerecycleerde postmoderniteiten in een jumbokoffer en stapt op het vliegtuig naar Tokio om er daar de boer mee op te gaan.
Impliciet toont Cutie and the Boxer daarmee ook de vluchtigheid en willekeur in de hedendaagse-kunstwereld, die nauwelijks verschilt van zulke momentopnamen als een platentopzoveel of bestsellerlijst. Wat gisteren in het publieke oog jubelde, ligt vandaag verweesd in de knakenbak. Devalueert dat de artistieke expressie zelf? Allerminst, maar de muzikant, schrijver, beeldhouwer koopt er geen droog brood mee. Of, in Ushio’s geval, geen drooggebakken selleriehamburger.
Creatievelingen
Dat Ushio Shinohara, zelfuitgeroepen genie en rücksichtslos in zijn kunstenaarschap, zichzelf door de decennia heeft kunnen redden is te danken aan één persoon: Noriko. Onvoorwaardelijk houdt ze van hem, accepteert zijn gekte en pareert zijn stemmingsuitersten. Ze overleefde Ushio’s alcoholisme, tolkt, kookt, doet het huishouden en roeit in hun voortdurende vie de bohème met de riemen die ze heeft. Dat in een dergelijk stormachtig bestaan het krijgen van een kind geen briljant idee is geweest beseft ze, ouder en wijzer, terdege. Maar ook dat het nu de hoogste tijd is om haar eigen tijd en ruimte op te eisen.
Wat beklijft uit het liefdevolle dubbelportret Cutie and the Boxer, is het beeld van twee aanstekelijk vitale creatievelingen die niet zonder elkaar kunnen. Die blijven spelen, ongeacht tegenstroom, leeftijd, karakterdefecten en pijnlijke flaters. Op de bioscoopaffiche oogt het duo als een kruising tussen kunstpunkers en levende mangafiguren. Van hun leven samen hebben Noriko en Ushio niets minder dan hun ultieme kunstwerk gemaakt.