2012 (Nederland verslaat Turkije, Hongarije, Andorra, Roemenië en
Estland)
Niet lang na dit voorval ben ik op zoek gegaan naar een opvanghuis waar ik Paloma zou kunnen laten opnemen. Dat was op zich niet eens zo moeilijk. Mijn grootste probleem was echter: 'hoe krijg ik haar zo ver daar ook daadwerkelijk heen te gaan'. Daarvoor moest ik apart en buiten het wereldje van dealers en gebruikers met haar kunnen praten. Maar hoe? Ik wist wel waar ze werkte, maar ik had geen idee waar ze bivakkeerde.
'Weet jij waar Paloma woont?' Verbaasd over het feit dat ik hem aansprak, maar vooral argwanend keek de jongeman mij aan. 'Welke Paloma? Hoe ziet ze er uit?' Ik gaf hem een beschrijving van een mager spichtig meisje. 'Ah, a novinha, het kleintje,' riep hij uit. 'Waarom wil je dat weten?' Ik besloot geen smoes te verzinnen maar recht voor de waarheid uit te komen. 'Ze is een vriendin en ik wil haar helpen.'
Intussen was er een oploopje ontstaan voor het krotje dat op de rand van een stinkend riool was gebouwd en van waaruit een levendige handel in verboden middelen werd gedreven. Dealers en gebruikers verdrongen zich rond mijn half geopende autoraampje. Overdag is het al bloedlink om hier te komen, ’s nachts staat het echter bijna gelijk aan een redelijk succesvolle zelfmoordpoging.
Even bekroop me dan ook de vrees dat mijn poging Paloma te helpen wel eens fataal zou kunnen aflopen. Ik zag mezelf al beroofd en vermoord in het wrak van een uitgebrande auto liggen, waar de politie mij dan de volgende ochtend zou vinden. Een collegaatje pakte kordaat de rechter portierkruk en wilde die opentrekken. 'Ik breng je er wel naar toe, ze is een vriendin en we wonen in hetzelfde huis.'
In een flits moest ik beslissen of ik de deur van de vergrendeling moest halen of niet. Kon ik haar vertrouwen? Eigenlijk had ik geen keus. Ik had a gezegd en moest nu ook doorgaan. Keurig en zonder mij in verlegenheid te brengen of te beroven, werd ik naar een vervallen en stinkend krot gebracht. En daar lag ze. Roepen en bonken had geen enkele zin. Paloma was in een zware roes en absoluut niet aanspreekbaar.
Die avond heb ik het vertrouwen van de locale drugsscene gewonnen. Misschien was het omdat ze begrepen dat ik hen niet veroordeelde en ook niet echt bang was dat ik de volgende dag niet dood in een autowrak ben gevonden. Het resultaat was in ieder geval dat ik nu wist waar ze woonde. Een paar dagen later stond ik om elf uur ’s morgens bij Paloma op de stoep.
'Ik heb een ontwenningskliniek voor je gevonden waar je, als je wilt, kan worden opgenomen.' Het meisje dat jaren bij mij in de straat had gespeeld, keek me aan en begon te huilen. 'Ja, natuurlijk wil ik dat.' We praatten wat, haalden herinneringen op en spraken af dat ik haar de volgende dag zou ophalen en wegbrengen. Die volgende dag was ze er echter niet en de dagen daarop verscheen ze en verdween ze weer met de steevaste smoes: 'Kom me morgen maar ophalen.'
Uiteindelijk ben ik naar een buurvrouw gegaan. Daar heb ik mijn telefoonnummer achtergelaten met de boodschap: 'Als ze echt aan het eind van haar Latijn is, kan ze me bellen, dan breng ik haar naar een afkickcenter. Eerder niet. Ze moet er zelf voor kiezen.'