Kaapverdiaans Carnaval draait om kleurrijke kostuums en schitterende praalwagens die regelrecht uit een sprookje lijken te komen. Maar natuurlijk hebben ook deze prachtige objecten een achterkant, een binnenkant en een onderkant. Naden en stiksels, schroeven en enorme draagconstructies; de sporen van het ontstaan. Ze zijn enigszins weggemoffeld om de pracht en praal volledig tot hun recht te laten komen.
Aan de Carnavalsoptocht in het Kaapverdiaanse Mindelo gaat een maand van keihard werken vooraf. Een kijkje achter de schermen.
Hetzelfde geldt voor de plaatsen waar de kostuums en praalwagens gemaakt worden. Het werk gebeurt op kleine zolderkamertjes, in half afgebouwde huisjes diep in de bergen of achter hoge hekken. Hekken die net niet groot genoeg zijn om een volledige praalwagen achter te verbergen.
Dat deze plaatsen zo aan het zicht onttrokken zijn heeft een reden. De verschillende groepen die deelnemen aan de grote parade strijden namelijk tegen elkaar. Het is niet de bedoeling dat men elkaars voorbereidingen kan zien. Op deze verstopte plaatsen wordt een maand lang non-stop keihard gewerkt, vertelt een van de ontwerpers ter plekke.
Naaimachines ratelen te midden van een gigantische hoop glimmende kleding, lappen stof, stapels veren, potten glitter en vooral heel veel bezige mensen. Het is een komen en gaan van mannen en vrouwen die hun pakjes passen, schoentjes proberen te bemachtigen en af en toe een kleurrijk glitterend kledingstuk terugoverhandigen omdat het niet past of niet goed is. Het rode glitterbroekje dat zojuist is teruggegeven gaat van de ene medewerker naar de andere, belandt op een tafel met andere broekjes en een grote rol rode glimmende stof. Binnen een paar minuten is het broekje weer een lapje stof, worden er vingervlugge handelingen verricht, ratelt de naaimachine even en is er wederom een broekje.
Het lijkt zo stressvol, broekjes die twee dagen voor Carnaval niet goed passen, maar iedereen gedraagt zich alsof alles op rolletjes loopt. Wanneer we een van de mannen vragen of er sprake is van stress, grinnikt hij en zegt hij dat dat uiteraard niet het geval is. Ze hebben immers nog twee dagen. Twee dagen en de gigantische hoeveelheid materiaal die er nog ligt lijken echter wel enigszins wonderlijke handelingen te vereisen. Misschien vinden die handelingen ook wel plaats. De twintig vrouwen in deze met tl-balken verlichte ruimte zitten namelijk geconcentreerd achter hun naaimachines. Aan de muur hangen tekeningen van prachtige kostuums en af en toe kijken de vrouwen vluchtig op om daar een blik op te werpen.
Om de hoek staan drie grote, brede, sterke mannen. Mannen waarvan je in eerste instantie zou denken dat ze grote stellages aan het bouwen zijn, maar niets is minder waar. Ze glimmen van top tot teen, maar wanneer we dichterbij komen zien we dat dat geen zweet, maar glitter is. Met elegante precisie strooien ze glitter op ballerina-schoentjes. De een strooit, de andere spuit lijm en de derde beweegt het schoentje gracieus op en neer waardoor de glitters goed verdeeld over het schoentje blijven zitten.
Een van de mannen beaamt, terwijl hij door de andere twee mannen versierd wordt met een glitterende slinger, dat het zevenentwintig dagen ontzettend hard werken is, maar dat iedereen van Carnaval houdt en het er dus absoluut voor over heeft. Deze liefde voor Carnaval wordt ook duidelijk zichtbaar door het enorme aantal mensen dat kostuums komt ophalen.
Tegelijkertijd zijn er – niet meer in de bergen maar achter hoge ijzeren hekken aan het strand – een heleboel mannen bezig met het opbouwen van de praalwagens. Er zijn prachtige wagens die al hoog te lucht in torenen, maar ook stukken die overal op de grond verspreid liggen. Zo zit er een man op twintig meter hoogte een vliegtuig te beschilderen en is ergens anders een man bezig met de details van een Romeinse strijder die op de grond ligt. Ook deze mannen hebben niet zo heel veel tijd, de praalwagens moeten namelijk op tijd af, zodat ze goed kunnen drogen en stevig genoeg zijn om de dansers en danseressen te dragen.
De avond voor de grote dag vindt de laatste dansrepetitie plaats. Een heel voetbalveld is volgelopen met mensen van uiteenlopend geslacht, leeftijd en etniciteit. De muziek gaat aan, het orkest begint te spelen en de zangers beginnen te zingen. Twee nummers die zich keer op keer herhalen en dansers en danseressen die anderhalf uur lang onafgebroken dansen. Achteraf gezien is dit natuurlijk nog niets vergeleken met de geweldige optocht die later plaats zal vinden.
Het is ongelooflijk hoeveel energie de Kaapverdianen deze zevenentwintig dagen lang hebben. Een van de mannen die in een klein zolderkamertje kostuums zit te maken bevestigt dit. Ook hij zit breed lachend achter de naaimachine en staat om de haverklap op om de juiste kledingstukken voor de juiste mensen te pakken. Op de vraag wat hij de rest van het jaar voor werk doet antwoord hij dat hij modeontwerper is. Hij vertelt dat hij zevenentwintig dagen per jaar zijn leven volledig op zijn kop zet voor het Carnaval. Ondertussen heeft hij een zojuist afgemaakt, glimmend, wit colbertje in zijn handen dat hij netjes draait. De zojuist gemaakte naden zijn niet meer te zien.
Tijdens de optocht zien we ze allemaal voorbij komen, de glimmende broekjes, de veren, de glitterende schoentjes, de immense praalwagens die een volledige metamorfose lijken te hebben ondergaan sinds twee dagen geleden, de Romeinse strijder die zo’n vier meter boven de grond op een steigerend paard voorbij rijdt, en het witte glimmende colbertje. De achterkanten, binnenkanten en onderkanten van deze prachtige objecten zijn niet meer te zien. Niet achterstevoren of binnenstebuiten maar gewoon goed; pracht, praal, glitter, kleur en heel veel gelukkige en energieke mensen. Dat is waar Carnaval om draait.
Deze productie is gemaakt in het kader van het journalistieke trainingsprogramma van Lokaalmondiaal: Beyond Your World. Beyond Your World wordt financieel mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Europese Commissie.