In de documentaire Poetins olympische droom schetst Hans Pool de razendsnelle veranderingen van Sotsji. Daarvoor volgde hij ondernemers, activisten, immigranten en andere Russen rond dit prestigeproject.

Na het zien van deze film had ik geen enkele zin meer in de Spelen. U wel?
Hans Pool: ‘Dat is een gewetensvraag. Ik denk wel dat ik ga kijken naar de rondjes van Sven, maar dat kan niet zonder die ellende in mijn achterhoofd. Onmogelijk. Ik heb in mijn hele leven nog niet zo’n sombere film gemaakt. Altijd zat er wel hoop, iets lolligs of een andere positieve emotie in, maar dit is heel deprimerend. Hier wordt niemand vrolijk van. En de realiteit is nog veel erger. Terwijl het bij filmen met Jelle Brandt Corstius andersom is. Dan geef ik vaak wat extra drama, door hem bijvoorbeeld op andere plek te zetten. Zoiets was in Sotsji echt niet het geval. De omstandigheden waren daarvoor te moeilijk.’

Is het niet teleurstellend dat je de realiteit niet kunt filmen?
‘Nou, je hoeft niet de echte realiteit te filmen. Het gaat er in film en kunst om dat je iets zodanig vertelt dat de kijker daarmee in zijn hoofd aan de slag gaat. Zelf denken om tot conclusies te komen. Op die manier komt het ook harder aan. Zo werkt kunst voor mij. Dat vind ik het mooist. Je hoeft niet alles letterlijk te zien. Anders wordt het SBS 6 met van die echte pure reality-dingen. En ik wist dat Poetin er alles aan zou doen om een perfect beeld neer te zetten.’

Heeft dat uw werk beïnvloed?
‘Ja heel erg. Je telefoon wordt afgeluisterd door geheime dienst FSB en je hotelkamer misschien ook wel. Daarnaast worden je hoofdpersonen benaderd door “figuren.” Het kwam voor dat iemand die eerst normaal met je sprak, een dag later stijf van de zenuwen en met zweet op het voorhoofd allemaal argwanende vragen stelde. Wat ben je van plan met de film? Waarom zit ik erin? Dan hebben ze bezoek of een telefoontje gehad van de FSB. Zo wordt men onder druk gezet. Dat geldt waarschijnlijk niet voor iedereen en sommigen waren er misschien tegen bestand, maar anderen beëindigden opeens hun medewerking. Ik had altijd het idee dat het elk moment afgelopen kon zijn en een reden krijg je meestal niet te horen. Er zit een bouwer van skiliften in mijn film. Een dappere vent, maar die zegt buiten de camera wel dat hij niet alles kan vertellen. Als hij dat wel doet, kan hij zijn bedrijf opdoeken. Dat de maffia overal in zit is evident.’

Kon u op elke plek filmen?
‘Nee, natuurlijk niet. Een jaar geleden waren er vanwege de hoge temperaturen problemen met het sneeuwkanon en werden internationale skiwedstrijden stilgelegd. Ik wilde beelden maken van de pap op die skihellingen, maar alle skiliften werden meteen stilgelegd. Geen permissie, en dat kwam veel vaker voor.’

In de film komen allerlei misstanden aan bod maar niets over de positie van homo’s.
‘Toen ik hier vier jaar geleden mee begon, speelde dat nog helemaal niet. Die homopropagandawet is van daarna en toen had ik mijn onderwerpen al. Eigenlijk zou ik een homoseksuele sporter moeten hebben, maar dat is godsonmogelijk.’

Toch is dat de meest gehoorde kritiek op Poetin.
‘Heel triest is de behandeling van de minderheden die de stadions hebben gebouwd. Maar goed, in Qatar of Brazilië heb je nu misschien dezelfde praktijken. Vaak wordt gezegd dat politiek en sport niet met elkaar verweven moeten worden. Dat is van de gekke wanneer de organisator de sport wél als politiek instrument inzet. Sven Kramer is onderdeel van dat mooie beeld van Rusland. Je kunt wel zeggen dat je alleen komt om te sporten, maar dan heb je de ruggengraat van een tuinslang. Heden ten dage kun je daar niet mee aankomen. Sporters zijn intelligent, hebben een opleiding en kunnen allemaal weten wat daar speelt. En dan toch daar je rondjes draaien. Mag van mij, je hebt er tenslotte voor getraind, maar je moet er wel iets mee doen. Al zet je maar een roze petje op als je die medaille krijgt. Dat ben je aan iedereen verplicht en dan kijk je later als tachtigjarige Sven Kramer met nog meer trots naar je gouden plak.’

In Poetins olympische droom bent u wel regisseur, maar geen cameraman.
‘Normaal doe ik camera en regie, maar dat leek me gezien de lastige Russische omstandigheden nu niet verstandig. Daarom heb ik cameraman Gregor Meerman meegenomen. Het is gedraaid op film en het fijne daarvan is dat je niet in staat bent je werk te controleren. Hij draait het, en ik kan niet vragen of ik het even terug mag zien. Het is wat het is, en dat maakt het “in de momenten draaien”, zoals ik het noem, ook zo fijn. Op het moment dat je draait moet het gebeuren. Dus niet terugkijken en besluiten om het over te doen. Dat kan niet, want het is film en de consequentie daarvan is enorm. Je gooit jezelf helemaal in dat moment, dat plaatje. Dat is een heel belangrijk verschil. Kun je bijna een film over maken.’

Wordt het beter als het niet over kan?
‘In ieder geval anders. Ik ben ook geen speelfilmregisseur die de opname controleert en besluit iets over te doen. Als dat niet kan, moet je naar de situatie zelf kijken en niet naar het plaatje. Dan laat je de verantwoordelijkheid helemaal aan de cameraman over. Is echt anders. Ik kies er altijd voor om in het moment dat iets plaatsvindt te geraken. Daar heb ik veel over nagedacht en dat is voor mij de magie van filmen. Zo neem je kijker ook echt mee. Daarom doe ik het liefst camera en regie samen. Dan hoef ik niet een cameraman eerst te vertellen wat er moet gebeuren, hem instrueren en dan gebeurt het. Ik kan een op een in dat moment geraken. Filmen wanneer het ook daadwerkelijk gebeurt, al kan dat niet altijd.’

Voorbeeld?
‘In Poetins olympische droom film en interview ik een vrouw in de keuken terwijl ze staat te koken. Ik kan haar ook op een stoel zetten, mooi uitlichten en dan laten vertellen, maar ik wil haar kokend, want daar gaat het over. Tegenwoordig wordt heel angstig gefilmd. Op televisie moet ook alles mooi zijn. Daar heerst door het gebruik van vaste lenzen echt terreur van de schoonheid. Constant wordt de boel stilgelegd voor een ander objectief. Dan grijp je in op het magische moment en gaat het beeld van de cameraman de vertelling overheersen. Krijg je televisie die bang is voor het onderwerp. Klopt niet.’

Minder naturel.
‘Nee, dan krijg je de terreur van cameramensen die mooie plaatjes filmen. Terwijl een mooi plaatje voor mij soms een heel lelijk beeld is, maar waar wel oneindig veel in wordt gezegd. Denk maar aan de foto’s uit Abu Ghraib. Die krijg je niet van het netvlies. Aan plaatjes waaraan het licht en de hele zooi klopt, heb ik een broertje dood. Verschrikkelijk. Dan ben ik meteen uitgekoekeloerd. Het moet niet kloppen! En incompleet zijn, zodat je je dingen gaat afvragen. Je moet lelijke dingen maken. Die niet kloppen. Daarvoor moet je weten wanneer iets gebeurt en daar oog en gevoel voor hebben. En het ook zo dwingen dat je daar bij bent, al kan dat niet altijd. En niet bang zijn dat iets onscherp is of wiebelt. Dat dondert even niet. Gregor heeft nog nooit gezegd: dit gaat niet want ik heb tegenlicht. Cameramensen die dat zeggen, moet je meteen ontslaan. Het gaat om dat moment waarop iemand iets unieks verkondigt. Wie ben jij dan om daar in te grijpen? Dan staat er maar wat tegenlicht op. Of draai een beetje met je camera. Voelt de kijker zich er ook meer bij betrokken. Dat is fantastisch en veel beter dan iemand aan de andere kant zetten en opnieuw filmen. Zo kijk ik.’

In Regisseur aan de keukentafel zendt HollandDoc24 direct na afloop van de documentaire een gesprek uit met Hans Pool.

Wie is Hans Pool?

Gezien zijn omvangrijke oeuvre is de kans klein dat u nog nooit een film heeft gezien van Hans Pool (1962). Deze weken bijvoorbeeld zendt de VPRO de reeks De bergen achter Sotsji uit. Daarin leidt Jelle Brandt Corstius de kijker door de Kaukasus.

Daarvoor maakte het succesvolle duo in Rusland de series Van Moskou tot Magadan (2009) en Van Moskou tot Moermansk (2010). Uit India keerde het tweetal terug met de kleurrijke reeks Van Bihar tot Bangalore (2012). Samen met kijkcijferkanon Adriaan van Dis bezocht Pool zuidelijk Afrika. Dat resulteerde in Van Dis in Afrika (2008), een zevendelige reeks die met de Zilveren Nipkowschijf werd beloond. In het epos De Genco’s (2004) schetste hij samen met Maaik Krijgsman de familiegeschiedenis van de gelijknamige Turkse middenstanders in Amsterdam. Met dezelfde Krijgsman stapte hij via de achterdeur in de (onder)wereld van de wiet voor de Teledoc Nederwiet (2011) en vroeg hij zich in Looking for an Icon (2005) af hoe World Press-foto’s icoonbeelden konden worden. De schilders Rembrandt en Vermeer staan centraal in de documentaires Rembrandt Inc. (2006) en Views on Vermeer (2009) die Pool met kunsthistoricus Koos de Wilt maakte. Veel minder bekend, maar ook zeker de moeite waard, is de documentaire Vechtershart (2003) Daarin volgt hij twee jonge kickboksers die aan het begin van hun sportieve carrière staan. Van een van hen zouden we nog heel veel horen. Zijn naam, inderdaad, Badr Hari.