De mannen in de hotelbar zijn dronken en worden opdringerig. Het zijn locals uit Daru, een stadje met een wat grimmig karakter in het zuiden van Papoea-Nieuw-Guinea. Op de dansvloer staat een straalbezopen vent met zijn heupen te bewegen alsof hij seks heeft. De drie Nieuw-Zeelandse journalistes met wie ik zit te praten vluchten naar hun kamer en barricaderen de deur met meubels. Ze hebben een cursus zelfverdediging gevolgd ter voorbereiding op hun reportagereis. Verhalen over verkrachtingen hebben hen angstig gemaakt. Ze slapen nauwelijks en zetten geen stap buiten de deur zonder politiebegeleiding.
Hun gedrag is misschien wat overdreven, want de hoteleigenaar is een stevige kerel die er met zijn beveiliging voor zorgt dat de dronken mannen stuk voor stuk het terrein verlaten. Ik heb hem dat elke avond zien doen. Toch is de angst van de journalistes niet geheel ongegrond. Papoea-Nieuw-Guinea kampt met een van de hoogste verkrachtingscijfers ter wereld.
Ook toeristen zijn daar sporadisch het slachtoffer van. Die berichten worden breed uitgemeten in de buitenlandse pers en doen het toerisme op het prachtige eiland geen goed. Ik val dan ook op, als ik ter voorbereiding op de opnames voor een nieuwe aflevering O’Hanlons Helden alleen en soms met gids door de afgelegen Western Province reis, in de voetsporen van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Luigi d’Albertis.
Voor vertrek naar Papoea-Nieuw-Guinea had ik angst dat ik, als vrouw, mijn werk misschien niet kon doen. Maar als blanke, westerse vrouw word ik opvallend genoeg wél serieus genomen en voel ik mij relatief veilig.