Hoe kon het dat de Verenigde Staten en Groot-Brittanniƫ in de Irak-oorlog de ene fout op de andere stapelden? Daarover gaat het door Brook Lapping geproduceerde drieluik 'The Iraq War', te zien in VPRO Import.

Alle dagen nieuw bloedvergieten in Irak went, helaas, maar de nasleep van de oorlog tegen Saddam Hoessein en zijn regime kan niet anders dan afschuwelijk worden genoemd. Onder aanvoering van George W. Bush en Tony Blair is in 2002 onder valse voorwendselen – Irak zou massavernietigingswapens hebben – een oorlog begonnen die minstens honderdduizend Irakezen het leven heeft gekost en ook na het vertrek van de Amerikanen en Britten als bloedige burgeroorlog voortduurt. Het enige echte pluspunt: Saddam Hoessein is niet meer. In december 2003, acht maanden na de val van zijn regime, werd de voortvluchtige dictator aangetroffen in een onderaards hol, waarna hij eind 2006 in Irak werd geëxecuteerd.

Tien jaar na de val van Saddam stelde productiehuis Brook Lapping volgens beproefd recept – alle hoofdrolspelers bevragen en in de montage quasi op elkaar laten reageren – de driedelige documentaire The Iraq War samen, waarin de aanleiding voor de inval in Irak, de val van het regime en de wrede nasleep van de oorlog worden behandeld. Het drieluik onder regie van Norma Percy, die eerder goed was voor bekroonde documentaires als Putin, Russia and the West, Israel and the Arabs en The Death of Yugoslavia, werd in mei uitgezonden door de BBC en is nu te zien in VPRO Import.

Hoge politici, militaire functionarissen en andere ingewijden uit de VS, Groot-Brittannië en het Irak van voor en na Saddam, onder wie vicepremier Dick Cheny, premier Tony Blair, minister van Buitenlandse zaken Colin Powell en zijn Irakese ambtgenoot Naji Sabri, proberen de vraag te beantwoorden hoe het zo mis heeft kunnen gaan. Ze vertellen over de sleutelmomenten in de oorlog; hoe ze worstelden met ingrijpende beslissingen en met elkaar, en hoe ze er zo naast konden zitten inzake Saddams non-existente massavernietigingswapens. Hun getuigenissen worden afgewisseld met archiefbeelden, terwijl verteller Alex Jennings de gebeurtenissen op gedempte toon maar dwingend aan elkaar last.

rampzalig verkeerde voorstelling van zaken

Het eerste deel van The Iraq War, ‘Regime Change’, begint in januari 2002, vier maanden na 9/11 en de afkondiging door Bush van zijn ‘war on terror’: ‘either you’re with us or with the terrorists’. Vicepresident Dick Cheny en de zijnen achtten na het verdrijven van het Taliban-regime in Afghanistan de tijd rijp voor de volgende stap: Saddam Hoessein uitschakelen. Tien jaar eerder had Amerika de dictator weliswaar verslagen in de Eerste Golfoorlog, maar verzuimd om zijn regime definitief op te rollen. Bush junior kon nu eindelijk het werk van zijn vader afronden.

Salem Jomaili van de Iraakse geheime dienst vertelt hoe hij al een paar dagen na 9/11 de volgende boodschap te horen kreeg: ‘America wants Iraq to commit to the war on terror [..] against Al-Qaeda.’ Vicepremier Tariq Aziz wilde de Amerikanen wel helpen, maar Saddam weigerde.

Vervolgens werd ingezet op een aanleiding die een inval in Irak zou rechtvaardigen: massavernietigingswapens. Hooggeplaatste CIA’ers en Saddams minister van Buitenlandse zaken beschrijven hoe de Amerikanen en Britten een volkomen verkeerd beeld hadden van de aanwezigheid van zulke wapens. Tony Blair vertelt hoe hij naar het privéverblijf van Bush in Camp David vloog om onder vier ogen met Dick Cheney te kunnen overleggen. De Britse minister van Buitenlandse zaken Jack Straw vertelt hoe hij Blair en zelfs Bush ervan probeerde te overtuigen dat een invasie in Irak voor hen rampzalig zou uitpakken, en Colin Powell legt uit hoe hij er destijds toe kwam om, zelfverzekerd en met gevoel voor melodrama, een rampzalig verkeerde voorstelling van zaken te presenteren aan de Verenigde Naties. Powell liet bijvoorbeeld een telefoontap horen waarin een Irakese generaal opdracht zou geven om chemische wapens te verstoppen. Generaal Hamdani laat in de film echter beleefd weten dat hij in dat telefoontje alleen maar informeerde of er nog ammunitie over was uit de oorlog tussen Irak en Iran tien jaar daarvoor.

ongedocumenteerde vernietiging

Dat de Amerikanen en Britten overtuigd raakten van de aanwezigheid van massavernietigingswapens moet vooral op het conto worden geschreven van Saddams minister van Buitenlandse zaken Naji Sabri. Die zou in 2002 via Nabil Magrabi, een in Frankrijk wonende Arabische journalist, aan de CIA hebben laten weten dat Saddam een chemisch en nucleair wapenprogramma had. Magrabi kreeg 200.000 dollar voor zijn bemiddeling. Sabri ontkende later iets over wapentuig te hebben doorgegeven; een pas benoemde minister van Buitenlandse zaken onder Saddam werd in zulke zaken niet ingewijd. De CIA-functionaris die Magrabi ondervroeg zag later in zijn rapportage dat diens informatie flink was aangedikt. Onnodig te vermelden dat Magrabi niet voor de camera wilde.

Maar hoe zat het nou echt met die massavernietigingswapens? Saddam hád ze nog na de Eerste Golfoorlog. Na VN-inspecties werden er vernietigd, maar niet allemaal. In 2003 was er in elk geval niks meer. Volgens generaal Hoessam Amin werden ze al in 1991 op last van Saddam in het geheim vernietigd: ‘Hij gaf opdracht om dat niet op papier vast te leggen. Waarom? Omdat documenten kunnen uitlekken.’ Wat natuurlijk meteen de vraag oproept waarom Saddam dit niet aan de VN heeft laten weten, om zo sancties en een oorlog te voorkomen. Dit raadsel blijft onopgelost.

Fascinerend is ook dat zelfs Saddams eigen generaals dachten dat hij over massavernietigingswapens beschikte. De al eerder genoemde generaal Hamdani was bang dat Saddam ze zou inzetten bij een geallieerde invasie en dan ongewild ook de Iraakse troepen in gifgas zou smoren. Hij legde zijn zorgen voor aan Saddams zoon Qusay. ‘Geen zorgen,’ zei deze, ‘we hebben ze niet. Zelfs geen chemische wapens.’

krankzinnig

Zo worden in The Iraq War de nodige tegels gelicht, al blijven nog genoeg vragen onbeantwoord. Na de uitzending in Engeland was er veel lof, maar ook kritiek. Waarom werd de zinsnede dat ‘westerse veiligheidsdiensten duizenden rapporten hadden verzameld’ waarvan ‘de meeste’ zouden duiden op de aanwezigheid van massavernietigingswapens niet nader toegelicht? En waarom wordt slechts één keer getoond dat Saddam niet goed bij zijn hoofd was, namelijk toen hij in een krankzinnige speech zei de Amerikanen te zullen verslaan en Jeruzalem te bevrijden? Zo’n gek, met of zonder massavernietigingswapens, laat je niet z’n gang gaan. En waarom blijft Israël, dat in de Eerste Golfoorlog nog door Saddam met scudraketten is bestookt, verder geheel buiten beschouwing?

The Iraq War moet het dus zonder Israëli’s, Russen en ook zonder Arabische politici stellen. Wel is het Brook Lapping en Percy weer gelukt de meeste hoofdrolspelers in dit politiek drama voor de camera te krijgen. Maar Bush en Poetin ontbreken. Tony Blair geeft in de film weinig blijk van spijt over zijn historische vergissing, integendeel. Het Midden-Oosten was klaar voor een remake, luidt zijn verweer: ‘I wanted my country to be part of it’. Telkens wanneer de oud-premier in de film aan het woord komt, hangt een schaduw over de helft van ziijn gelaat. Maar dat is natuurlijk toeval.

VPRO Import: The Iraq War, deel 3: It's hell, mr. president
Donderdag, Nederland 2, ca. 0.00 uur

luister ook: villa vpro