In de Dode Dichters Almanak staat Serge Gainsbourg (1928–1991) centraal, met '…sur le scenic railway'. Hij was dichter, poëtische seismograaf van zijn tijd, vernieuwer van een wat stoffig geraakt genre (het Franse chanson), behendig tekstschrijver en eigenzinnig ‘performer’.

In Nederland is Serge Gainsbourg pas bekend geworden tegen het eind van de jaren zestig (vorige eeuw), en vooral dankzij de radiopiraten voor de kust, sinds zijn lied 'Je t’aime, moi non plus' – gezongen en gezucht met zijn muze Jane Birkin – een wereldhit werd. In de opname van het lied bracht Gainsbourg binnen de speelduur (ca. 3 minuten) van de succesrijke EP zijn vriendin in hun duet tot een klinkend orgasme. De publieke omroep zou de hit in die dagen nooit ten gehore brengen, maar de luisteraars konden ruimschoots terecht bij radio Veronica, radio London en verderaf bij de talrijke Franse piratenzenders. Het rumoer, dat het nummer veroorzaakte, zou voor lange tijd het zicht benemen op Gainsbourg’s kwaliteiten als dichter, poëtische seismograaf van zijn tijd, vernieuwer van een wat stoffig geraakt genre (het Franse chanson), behendig tekstschrijver en eigenzinnig ‘performer’.

Geboren als Lucien Ginsburg, enig kind van Russisch-Joodse vluchtelingen die na vele omzwervingen in Parijs waren terechtgekomen, besloot de jongen in een keldercabaret waar hij de legendarische dichter-zanger Boris Vian had zien optreden om eerst zijn voornaam te veranderen (“Lucien, dat is de naam van een kapper.”), toen zijn achternaam te verfransen en vervolgens de wijde wereld in te gaan als zanger. Van zijn vader had hij piano en gitaar spelen geleerd en zijn eerste baantje zette hem achter de piano van het nichtencabaret Madame Arthur op Place Pigalle. In 1957, inmiddels accompagneur van Michèle Arnaud in een club aan de linkeroever, probeerde hij drie van zijn eigen chansons uit. Het laatste, 'Poinçonneur des Lilas', werd door de destijds populaire zangersgroep Les Frères Jacques op het repertoire genomen en daarmee boekte Serge Gainsbourg zijn eerste succes. Juliette Gréco vroeg hem om een tekst, toen Catherine Sauvage dat hoorde wilde zij ook op de lijst, net als Phillipe Clay.
Het waren de hoogtijdagen van het chanson.

De Nederlandse ambassadeur ervan, de Aerdenhoutse textielhandelaar Ben Levi, presenteerde wekelijks een AVRO-radioprogramma dat zondagsavonds laat onder de titel Met de Franse slag werd uitgezonden, was ook een kenner van het genre.
Hij introduceerde Georges Brassens, Patachou, Léo Ferré, c.s. met heldere karakteristieken en beschreef het strikte poëtische domein van het chanson: een vorm van dichtkunst die melodieus kon worden gezongen en de dubbelzinnigheid niet schuwde, maar altijd verborgen in gesluierde metaforen.
Dankzij Levi vertaalden we besmuikt de Franse tekst van Georgres Brassens’ chanson 'Brave Margot' omdat onze Franse leraar ook naar Levi’s programma had geluisterd.
Halverwege ons resultaat en op jacht naar verboden woordenboeken vroegen we ons af of de leraar zelf Brassens wel begrepen had. Hij grinnikte, voor het eerst.

Chansons vóór Gainsbourg waren mooi – de goeden tenminste –, verdrietig of (aan)klagend of bedekt scabreus. Ook hij had die genres kundig bedreven. In 1965 won het zangeresje France Gall de prijs van het Eurovisiefestival met zijn lied 'Poupée de cire, poupée de son'.
Wat hem onderscheidt is dat hij de nieuwe zakelijkheid in het traditionele chanson introduceerde: de metaforen omzeilend kwam hij direct tot zaken. Daarvan is '…..sur le scenic railway' een vroeg voorbeeld, pas veel later gevolgd door 'Je t’aime, moi non plus'. Wat hij ook deed was het stijlkenmerk van ‘pop-art’ binnen het Franse chanson te huisvesten: het citeren en inlijsten van populaire, ‘vreemde’ elementen in zijn onvervreembaar Franse domein.

De opname van '….sur le scenic railway' is afkomstig van de RTBF, de Franstalige Belgische televisie. Serge Gainsbourg kwam er in 1964 voor naar Brussel waar dit onderdeel van zijn optreden werd gefilmd in het glazen trappenhuis van een art-déco-villa.