Met haar dood in 2010 op 73-jarige leeftijd verloor de eigentijdse Russische literatuur een illustere en onomstreden dichteres, die al tijdens haar productieve leven literair gesproken heilig was verklaard. Ze droeg om zo te zeggen de mantel, die de legendarische Anna Akhmatova bij haar overlijden in 1966 had afgelegd.
Bella’s enigszins exotische schoonheid – vader een Tartarenzoon, moeder van Italiaanse afkomst -, haar lyrische voordracht en de strikte vorm van haar poëzie stonden haar populariteit geenszins in de weg. Wat ook geholpen moet hebben, was de ronduit stinkende kritiek waarop de krant Komsomolskaia Pravda haar debuut in 1957 – ze was toen 20 – vergastte. De lezers ervan begrepen direct: een jonge dichteres waartegen de spreekbuis van de Sowjetregering zó te keer ging, daarmee was iets bijzonders aan de hand. Jaren later kon haar publiek de vuilste passages nog honend en onder luid gelach uit het hoofd citeren. Ze hadden haar onaantastbaar gemaakt.
Die status, vooral in dissidente kringen, werd nog versterkt door haar eerste (en kortstondige) huwelijk met die andere rebel van haar generatie, de dichter Evgeni Evtushenko, en het feit dat ze haar tweede verzamelbundel “Koorts” (1968) niet in de Sowjet Unie maar eerst in Frankfurt liet verschijnen. Ook die gevaarlijke aktie had geen repercussies. Wel besloot ze tijdens de verstikkende Breznjev-periode Moskou te verlaten. Ze vestigde zich in Georgië en bracht er met haar vertalingen het werk van door Moskou genegeerde regionale schrijvers en dichters aan het licht. Halverwege de jaren tachtig keerde ze terug naar de hoofdstad waar de politieke temperatuur weer een nieuwe dooi had bereikt. Ze werd het meer serene boegbeeld van de aangebroken ‘perestroika’-periode, ontving prijs na prijs en kon ongehinderd naar het buitenland reizen om bijvoorbeeld in de Verenigde Staten aan poëziefestivals deel te nemen.
De opname in deze aflevering van de Dode Dichters Almanak is er een uit 1976 van haar televisie-optreden in de Gostelradio-studio van Moskou. Helaas vertoont de registratie geen beelden van het aanwezige publiek.
De Russische dichteres Bella Akhmadulina (1937-2010) leest 'Ik ben jaloers op haar die jong is…', in de vertaling van Hans Boland. De opname in aflevering 610 van de Dode Dichters Almanak is afkomstig van een televisie-optreden uit 1976.