Net als de eerdere gedichten van Elizabeth Bishop in de Dode Dichters Almanak is ook de opname van Poem afkomstig van de Library of Congress in Washington D.C.
Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw organiseert dat instituut maandelijkse ‘poetry readings’ door gerenomeerde Amerikaanse – of in Amerika verblijvende – dichters, waarvan de opnamen (aanvankelijk alleen het geluid, sinds 1968 ook het geluid) in het archief van de Library of Congress worden bewaard en voor belangstellende burgers toegankelijk zijn.
De opnamen zijn nadrukkelijk bedoeld ‘for the record’, zonder enige poging tot vormgeving. Ze lijken te zijn gemaakt door een toevallig op het spreekgestoelte gerichte bewakingscamera.
Maar daarvoor verscheen wel op een zekere avond in het najaar van 1969 Elizabeth Bishop; de bewonderde gedichten in haar knauwende stem die ik nu voor het eerst hoorde, klonken plotseling van zo nabij dat ik prompt vergat wat mij die avond in Nederland bezig gehouden zou kunnen hebben.
De Library of Congress werd opgericht in 1800 en gevestigd in Washington D.C. , nabij het Capitool en het Witte Huis, als bibliotheek voor het Congres (waarin het Huis van Afgevaardigden en de Senaat zijn verenigd) en de President en zijn staf. Ook voor burgers zijn de faciliteiten beschikbaar. Een speciale congrescommissie besluit jaarlijks welke nieuwe documenten voor de bibliotheek zullen worden aangekocht – al sinds 1947 komen ook documentaires en speelfilms, vastgelegde radio- en televisieprogramma’s in aanmerking – zodat daarvan rechtenvrij gebruik kan worden gemaakt.
In 1998 brachten producer Ine Waltuch en ik – we waren voor een ander project in Washington maar de Dode Dichters Almanak was zojuist van start gegaan – op onze vrije middag een bezoek aan de Library. Ik had wel eens van de ‘poetry readings’ gehoord maar zonder te weten wie daaraan in de loop der jaren hadden deelgenomen. Voor alle zekerheid had ik een lijstje met Amerikaanse dichtersnamen bij me.
Wat interessant, zeg – Nederlanders die belangstelling hebben voor Amerikaanse poëzie..
Binnen een uur zaten we op de derde verdieping in een verduisterd vertrek achter een afspeel-apparaat, een tv-toestel en een stapel videobanden. Ik heb, mijn opwinding ten spijt, nog zorgvuldig genoteerd wie daarop aan het woord kwamen. Waarover misschien later.
Als eerste had ik Elizabeth Bishop gekozen en Ine probeerde erachter te komen langs welke weg de Dode Dichters Almanak de beschikking over haar ‘reading’ kon krijgen.
Het materiaal was gratis, alleen kopiëer- en verzendkosten zouden in rekening worden gebracht. Een en ander zou terstond in werking worden gezet zodra Ine schriftelijk toestemming van de betreffende dichter, pardon, haar erfgenaam of erfgename aan de Library had overlegd. Wie dat was? Misschien kon haar uitgever ons daarover inlichten.
Terug in Nederland schreef Ine een verzoek om nadere inlichtingen aan Bishop’s uitgever in New York, de firma Farrar, Straus & Giroud. Maar uitgevers hebben meer te doen en zo duurde het geruime tijd en enkele beleefde herinneringen alvorens Ine het begeerde antwoord kreeg. De naam van Bishop’s erfgename, die de auteursrechten behartigde en haar adres in New Hampshire. Ine verzocht haar in een nieuwe brief om toestemming voor het gebruik van de opnamen, die de Library of Congress in 1969 van Elizabeth Bishop’s poëzielezing had gemaakt.
In Nederland was het inmiddels 2000 geworden. Drie maanden na dit verzoek zond Ine op de eerste werkdag van het nieuwe jaar er een beleefde herhaling van naar het adres in New Hampshire. Er werd taal noch teken op vernomen. Ook de telefoon werd daar niet opgenomen. Opgeven of geduld betrachten? Ine drong aan op het laatste.
In 2002 ontving ze plotseling bericht van een ons onbekend adres in Chicago. Het was een brief van de dame, die onlangs erfgename was geworden van de overleden erfgename van Elizabeth Bishop. In de nalatenschap, die nu Chicago was toegevallen, waren de brieven gevonden die Ine nu alweer zolang geleden naar New Hampshire had gestuurd. Gold dat verzoek nog steeds? Zo ja, dan zou Chicago aan Washington D.C. schriftelijk toestemming verlenen om Hilversum (i.c. Ine Waltuch) het gevraagde filmmateriaal toe te sturen.
En zo is het gekomen.
"De bewonderde gedichten in haar knauwende stem die ik nu voor het eerst hoorde, klonken plotseling van zo nabij dat ik prompt vergat wat mij die avond in Nederland bezig gehouden zou kunnen hebben," schrijft samensteller Hans Keller over het moment dat hij de Amerikaanse dichteres Elizabeth Bishop (1911–1979) hoort voordragen.